maandag 17 april 2017

* Sister Rosetta Tharpe *


Om de zoveel tijd wordt op Facebook een filmpje uit 1964 gedeeld van een 49-jarige Sister Rosetta Tharpe die op een Engels treinperron het nummer 'Didn't It Rain' speelt. Een intrigerend filmpje, zeker als het je eerste kennismaking is met Rosetta. Nog verbluffender is wat mij betreft haar vertolking van 'Up Above My Head (I Hear Music In The Air)' uit het programma TV Gospel Time, begin jaren 60, waarin Rosetta het ingetogen gospelkoor trakteert op een zinderende gitaarsolo (tussen 1.25 en 2.00). Als je haar hier ziet rocken op heur witte Gibson SG dan wil je best geloven dat zij de bijnaam Godmother of Rock and Roll ten volle verdient. Helaas zijn zulke beelden schaars en in haar discografie is het ook nog niet zo eenvoudig om aan te wijzen wanneer zij precies de Rock and Roll creëerde of uitvond, zoals door sommigen wordt beweerd.



Als ergens het antwoord te vinden zou moeten zijn, dan toch in de Rosetta-biografie 'Shout, Sister, Shout' (2007), met de veelbelovende ondertitel 'The untold story of rock-and-roll trailblazer Sister Rosetta Tharpe'. Trailblazer laat zich vertalen als pionier, voortrekker, baanbreker of wegbereider. Schrijfster Gayle Wald, professor te Washington DC, waar zij Engels doceert en American Studies, heeft voor dit lezenswaardige boek grondig research gedaan. Het levert een boeiend verhaal op over de geschiedenis van de zwarte bevolking in de USA in 20e Eeuw in het algemeen en natuurlijk het leven van Rosetta Tharpe (1915-1973) in het bijzonder. Waarbij al snel duidelijk wordt dat Rock & Roll nooit de hoofdmoot van haar oeuvre vormde, het zwaartepunt lag toch echt bij gospel, het genre waar ze in begon en later steeds naar terugkeerde.



Aanvankelijk trok Rosetta rond met haar moeder Katie Bell Nubin (die op haar 77e nog een plaat zou opnemen met Dizzy Gillespie). Moeder was evangeliste, een streng-gelovig Pentecostal-lid van de Church-of-God-in-Christ (CoGiC) die haar geld verdiende als reizend predikante, terwijl dochter Rosetta haar begeleidde met zang en gitaar. Bij deze optredens openbaarde zich voor het eerst het talent van dochterlief om het publiek in te pakken. Onderweg ontmoette Rosetta Bell, zoals ze toen officieel heette, CoGiC-predikant Thomas J. Tharpe met wie ze in 1934 trouwde. Haar geloof liep een deukje op toen hij ontrouw bleek. Ze verliet hem in 1938 (al werd de scheiding pas officieel in 1943), zijn achternaam hield ze. Rond dezelfde tijd, zomer 1938, werden Rosetta's kerkoptredens opgemerkt door showbizz-boekers.
                                                                           circa 1938

Zo kwam Rosetta, geboren op een boerderij in Cotton Plant (Arkansas) en via Chicago en Miami beland in New York, op haar 23e terecht in de Cotton Club op Broadway. Haar ster rees snel, en al op 23 december 1938 stond ze op het podium van de Carnegie Hall, tijdens het eerste "From Spirituals To Swing"-concert. Een avond waar een gemengd publiek kennis kon maken met "African American music", zoals blues, gospel en jazz. Al wilde programmeur John Hammond vooral het blanke publiek eens kennis laten maken met "Negro Music", van Count Basie & Orchestra tot Big Bill Broonzy. Rosetta bracht twee nummers ten gehore, als Sister Tharpe, begeleid door pianist Albert Ammons. Beide liedjes, 'Rock Me' en 'That's All', stamden van haar eerste plaatopname op 31 oktober voor Decca, waarop slechts haar zang en gitaar te horen waren.

'Rock Me' was gebaseerd op 'Hide Me In Thy Bosom' (1930s) van gospel-pionier Thomas A. Dorsey en 'That's All' leunde op 'Denomination Blues' (1927) van Washington Phillips, maar Rosetta gaf een eigen draai aan beide liedjes, met een vuur dat niet ongewoon was bij CoGiC-diensten. Terwijl men er in haar kerk moeite mee had dat Rosetta ook een werelds publiek bediende, waren Cotton Club en Carnegie Hall verrukt over haar mix van spirituals en swing. Voor die tijd was ze een sensatie, zo leert de Wald-biografie. Volgens sommigen is dat Carnegie-concert zelfs het vertrekpunt van de Rock & Roll, zo zegt Wald. Als ik nu, bijna tachtig jaar later, de fragmenten (van 2.14 en 1.39) van Rosetta's optreden van die avond terugluister, op de 3CD-box die het Vanguard-label in 1999 uitbracht, dan ben ik daarvan nog niet zo zeker. Zelf horen? Link onder dit verhaal: 1938, Dec 23 (2a+2b).

                                          1941, Katie Bell Nubin & Rosetta, Decca-rec.

Dezelfde twee nummers heeft Rosetta Tharpe overigens vaker opgenomen, onder meer met het orkest van Lucky Millinder. Niet reeds bij haar eerste opnamesessie in 1938 zoals Wikipedia abusievelijk beweert, maar pas in 1941. Hier klinkt Rosetta al een stuk toegankelijker dan bij haar debuut-met-gitaar, maar of dit dan wel Rock & Roll is? Nee, dan komt eerder 'Strange Things Happening Every Day' in aanmerking, door Rosetta met het Sammy Price Trio vastgelegd in september 1944 en uitgebracht in april 1945. Gayle Wald noemt 'Strange Things' dansmuziek die is teruggebracht tot de essentie, een ritmesectie een een krachtige stem. Het werd de grootste hit van Rosetta's carriere, #2 in de USA R&B-hitlijst in 1945. In de jaren 50 genoot dit Rosetta-nummer een tweede leven, toen het opdook als grote invloed op jonge blanken rond Memphis.


Bij de mannen die tussen 1954 en 1957 hun eerste plaatjes maakten bij het Sun-label was Sister Rosetta Tharpe beslist bekend. Elvis hield niet alleen van haar gitaarspel maar ook van haar zang, zo citeert Wald een van de achtergrondzangers van The King. Johnny Cash draaide 'Strange Things' steeds opnieuw, Carl Perkins noemt het als een van zijn favoriete nummers ("rockabilly, dat was het"), en Jerry Lee Lewis schijnt het zelfs te hebben gezongen bij zijn auditie voor het Sun-label, aldus opnieuw Wald. Met dit nummer uit 1944 was Rosetta de mannen dus ruim voor, maar het zou wat overhaast zijn om daaraan de conclusie te verbinden dat zij al jaren rock & roll speelde, ver voor alles en iedereen. Wald schetst namelijk ook hoe Rosetta begin jaren 50 al gedateerd gevonden werd en de aansluiting miste bij de nieuwe muziek voor jonger publiek.


In de tussenliggende jaren had Rosetta wel grote successen gekend, maar dan vooral als gospel-ster. Voorjaar 1946, na een mislukt tweede huwelijk, begon ze een samenwerking met zangeres Marie Knight, resulterend in een eerste hit met het duet 'Didn't It Rain', waarna ze eind 1947 samen 'Up Above My Head' opnamen. Ook privé speelde er mogelijk iets tussen de twee, Wald voert daarvoor diverse stellige getuigen op, al hebben de dames zelf immer ontkend. Het muzikale verbond stopt in elk geval eind 1950. Rosetta is rond die tijd op de top van haar roem, met een geschat jaarinkomen rond $200.000 in 1949. Maar na een stadionconcert in juli 1951 voor zeker 15.000 mensen (die tegelijk getuige zijn van haar derde huwelijk!) wordt het langzaam minder. Plaatverkopen stellen teleur, optredens worden noodgedwongen kleinschaliger.

                                                      1947: diva Rosetta & Marie plus fans

Rosetta, als gospelzangeres inmiddels in populariteit voorbij gestreefd door eerst Mahalia Jackson en vervolgens Clara Ward, ziet in 1954 haar enige rhythm & blues-single 'Don't Leave Me Here To Cry'/'What Have I Done' floppen, waarna ze pas begin '56 weer de studio induikt, voor een terugkeer naar gospel: 'I've Done Wrong'. Een voorlopig dieptepunt wordt voorjaar 1957 bereikt als haar huis geveild wordt vanwege een hypotheekachterstand. De ommekeer volgt een half jaar later, als Rosetta (inmiddels 42 jaar) voor het eerst het Verenigd Koninkrijk bezoekt en in drie weken twintig steden aandoet. Overzees is het één grote triomftocht, met een tweede Engelse tour in het voorjaar van 1958 later als logisch vervolg. Aansluitend is Parijs aan de beurt en Scandinavië, waar ze toert met een piepjonge Ginger Baker op drums.

Weer een paar jaar later, in 1964, vond het optreden plaats dat haar dankzij YouTube de laatste jaren wereldwijd meer faam bezorgd heeft dan in haar hoogtijdagen. In de YouTube-comments zie ik vaak de vraag waarom Sister Rosetta Tharpe niet is opgenomen in de Rock & Roll Hall of Fame (https://www.rockhall.com) in Cleveland, Ohio. Waarom dat is weet ik ook niet, maar er staan heel veel artiesten niet in die ik hoog acht. Racisme of sexisme, zoals boze tongen roepen, lijkt mij echter niet de reden. In de categorie Performers zijn zwarte artiesten echt ruim aanwezig, al sinds de eerste nominaties (Chuck Berry, James Brown, Ray Charles, Sam Cooke, Fats Domino en Little Richard). Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd, maar in de categorie Early Influences zijn inmiddels wel Bessie Smith, Ma Rainey en Mahalia Jackson gekozen.

                                                      1938-1949 / 2005 Proper 4CD

Hoewel Sister Rosetta Tharpe dus schittert door afwezigheid in de eregalerij, zowel bij Performers als Early Influences, komt haar naam volgens de museumindex wel voor in de speciale tentoonstelling gewijd aan 'America's Foremothers' (https://www.rockhall.com/americas-foremothers) en de gospelsectie op de afdeling 'The Roots of Rock & Roll'
(https://www.rockhall.com/roots-rock-and-roll-blues-gospel-countryfolkbluegrass-and-rb). Dus over het hoofd gezien is Rosetta allerminst, hooguit onvoldoende op waarde geschat. Wat evengoed opmerkelijk mag heten, als we het tenminste hebben over "the woman who created rock & roll", zoals sommigen beweren. Alle bewijzen om die claim kracht bij te zetten zijn meer dan welkom bij uw Secret Museum of Rock and Soul. Kom maar op met die plaat-tips en clips!

HOREN?

1938, October 31 - Sister Rosetta Tharpe (gtr, vcl)
1a. Rock Me

1938, December 23 - with Albert Ammons (piano)
2a. Rock Me

1941, September 5 - with Lucky Millinder & his Orchestra
3a. Rock Me
1941, November 6 - idem
3b. That's All

1944, September 22 - with Sam Price Trio (piano, bas, drums)
1947, July 1 - with Marie Knight (vcl) and Sam Price Trio
1947, November 24 - idem
6. Up Above My Head (I Hear Music in the Air)

ZIEN?

Sister Rosetta Tharpe documentary 2011 (51m53s) - by Mick Csaky


woensdag 12 april 2017

* Joe Medwick (Texas-soul) *


25 jaar geleden, op 12 april 1992, overleed de Texaanse soulzanger en songschrijver Joe Medwick. Nooit van gehoord? Ik ook niet, tot voor kort. Toen hoorde ik op een verzamel-cd zijn prachtnummer 'Your Sweet Love' langskomen. Wat een ontdekking! Via google kwam ik er vervolgens achter dat een paar van de beste liedjes van Bobby "Blue" Bland eigenlijk van zijn hand zijn. 'I Pity The Fool', 'Call On Me' en 'Cry Cry Cry' onder andere, allemaal Medwick-composities. Op de Bland-platen staat echter telkens Deadric Malone als songschrijver vermeld. Hoe dat kan? De verklaring is simpel: Joe Medwick verkocht een aantal van zijn liedjes aan Don Robey, baas van het Duke-label waar Bland onder contract stond. Medwick verkoos instant cash, en Don Robey streek vervolgens alle royalties op onder zijn alias Deadric Malone. Robey zal er flink wat geld aan hebben overgehouden, terwijl Medwick arm stierf. Vlak voor zijn dood liet hij echter optekenen: "Don't you go writing no mean things about Don Robey".


Bij het Bobby Bland-nummer 'Farther Up The Road' uit 1957 (later gecoverd door Eric Clapton als 'Further On Up The Road') staat naast Robey als mede-componist Veasey vermeld. Achter deze naam gaat dus juist Joe Medwick schuil. Hoewel hij volgens de meeste bronnen geboren werd op 21 of 22 juni 1933 als Joe Medwick Masters, houdt de Texas State Historical Association ("independent nonprofit since 1897") het op Medwick N. Veasey als geboortenaam. De TSHA weet er nog bij te vermelden dat hij ter wereld kwam in Houston (maar al in 1931) als zoon van Rayfield Veasey en Renatta Watson en begraven ligt op het Houston National Cemetery. Het zal er voorlopig niet van komen het grafopschrift persoonlijk te inspecteren, laten we aannemen dat die wel heel specifieke info gewoon klopt.

Of zijn ware voornaam Medwick dan wel de artiestennaam Joe Medwick een eerbetoon is aan honkbal-legende Joe "Ducky Wucky" Medwick, in de jaren 30 sterspeler bij de St. Louis Cardinals, is onduidelijk en eigenlijk ook niet zo belangrijk. Wat wel aandacht verdient is het vrijwel onopgemerkte oeuvre van de zanger Joe Medwick. Normaliter is uw Secret Museum behulpzaam door links te plaatsen naar YouTube-clips met het beste werk. Probleem in dit geval: van de 24 Medwick-nummers die ik zou willen laten horen  staan er maar 8 op YouTube. De eerste keus valt vrijwel helemaal af: het eerder genoemde 'Your Sweet Love', het Bobby Bland-achtige 'Why Did You Let Me', de hartverscheurende ballad 'When A Boy Becomes A Man', de uptempo dancer 'Get Soulful', het fijne orgeltje in 'I Came A Long Ways' en het nummer dat hij uitbracht als Joe Melvin, 'You Made Me Love You'. Steeds zegt de Nederlandse versie van YouTube: "Deze video is niet beschikbaar. Het spijt ons." Dus alleen elders te zien en horen helaas.


De tweede keus dan maar, nog altijd zeer de moeite waard. Zo staan op YouTube wel beide kanten van de single die Veasey maakte als Joe Masters, 'Just Be Yourself' en 'That Is Why The End Must Begin' (Boogaloo 1003). Ook de nummers die hij opnam in zijn vermomming als TV & The Tribesmen mogen er zijn, zoals het uptempo 'Hip-Shaking' en het broeierige 'Brought Down'. En er is sterk werk te vinden dat hij maakte als Joe Medwick, bijvoorbeeld 'Second Time Around' en 'I Cried', dat alleen al geweldig is door het vrolijkmakende vraag-en-antwoordspel in de eerste halve minuut. Mochten deze zes nummers naar meer smaken, dan is de volgende vraag natuurlijk: wat is er nog leverbaar van Joe Medwick?


Joe Medwick op vinyl vinden zal duur en tijdrovend worden. Inmiddels heb ik wel twee CD's van de beste man weten te vinden. 'The Many Labels of Joe Medwick' (Spoonful 1003) telt 22 nummers, en biedt een niet-chronologisch overzicht van zijn plaatjes uit de jaren 60 op een duizelingwekkende hoeveelheid obscure labels: All Boy, Boogaloo, Duke, Jetstream, Kimberley, Monument, Pacemaker, Paradise, Tear Drop, Ve Geo en Westpark. Daaronder ook de vier bovengenoemde Masters- en Medwick-songs van YouTube.


Maar beter nog, en bovendien eenvoudiger verkrijgbaar, is de andere CD: 'I'm An After Hour Man - The Crazy Cajun Recordings' (uit 2000, Edsel Records EDCD 632). Niks geen cajun-muziek, voor de duidelijkheid. Crazy Cajun is de bijnaam van producer Huey P. Meaux, bij wie Medwick in tweede helft van de jaren 60 opnamen maakte. Daarvan staan er 19 op deze aanrader voor soulliefhebbers. Denk aan Bobby Bland's topalbum 'Two Steps from the Blues'. Niet alles is even goed als dat meesterwerk, dat natuurlijk al in elke soulverzameling aanwezig is. Maar de beste nummers doen er nauwelijks voor onder, en daarom is het gek dat je nooit ergens over deze Medwick-CD hoort of leest. Sterke composities, verrassende arrangementen, goeie muzikanten en bovenal Medwick die zich een begenadigd zanger toont, zowel in de ballads als het uptempo-werk. Op zijn mooist fluweelzacht als Bland, maar nergens te gelikt of gepolijst. En vijf van de 'eerste keus'-songs zijn present, alleen het Joe Melvin-nummer ontbreekt. Jammer genoeg is de CD niet meer uit voorraad leverbaar, maar
een beetje handige websurfer achterhaalt 'm snel. Dus, niet gedraald, doe het vandaag nog! Al komt je aankoop voor Joe Medwick een kwart eeuw te laat.



P.S. De enige bewegende beelden van Joe Medwick die ik tot nu toe ben tegengekomen staan hier. Van dit optreden met The Texas Upsetters, circa 1988, is dus ook de (wat mij betreft ongelukkig gekozen) hoesfoto van de Many Labels-cd afkomstig.