In de vakantie eindelijk tijd gevonden om de definitieve biografie te lezen van Alex Chilton (28 december 1950-17 maart 2010). 'A Man Called Destruction' heet het boek uit 2014, naar het gelijknamige Chilton-album uit 1995. Volgens bio-schrijfster Holly George-Warren kwam Alex aan die albumtitel door een ontmoeting met een rondreizende bluesmuzikant genaamd "Destruction". Ik vraag me af of dat William "Destruction" Johnson geweest kan zijn, eind jaren 40 in Memphis pianist in de band van Howlin' Wolf. Uit een boek over Wolf's toenmalige leadgitarist Earl "Lil Choo-Choo" Johnson: "Destruction loved two things, the piano and women, and not necessarily in that order. (..) More than once, Wolf got ready to start a song, just to find Destruction was off in a corner with his hands on some woman." (Opgetekend door Bryan Krull, 2010)
"Destruction" had ook Chilton's middle name kunnen zijn. Zijn makker Tav Falco zei ooit: "Alex's process was to create something that's beautiful, then the next stage was to destroy it." Na het lezen van het boek blijf je dan ook zitten met het katerige gevoel dat Chilton lang niet het maximale uit zijn carrière heeft gehaald. Om Paul Westerberg, zanger van het Replacements-nummer 'Alex Chilton' (1987), te citeren: "I can't make up my mind whether Alex was some brilliant chameleon or just a guy who fucking lost it real quick." (Bron: Paul's interview met het blad SPIN van augustus 1991, n.a.v. de toen net verschenen Rhino-release '19 Years', een verzamelalbum met Chilton's werk uit de periode 1969-1987.)
* MUZIEK *
Niettemin heeft Alex Chilton genoeg moois nagelaten (Spotify-afspeellijst: "Lego Blockhead 01: AlexChilton/BigStar/BoxTops"). De 3 LP's als zanger/gitarist van Big Star (opgenomen tussen herfst '71 en eind '74) worden toch wel unaniem beschouwd als zijn artistieke hoogtepunt, al werd dat nooit beloond met hoge verkoopcijfers. Commercieel succes kende hij wel als zanger van The Box Tops. Van hun eerste single 'The Letter' (1967; Alex was toen pas 16!) werden wereldwijd 4 miljoen stuks verkocht (4 weken #1 in USA). Opvolger 'Neon Rainbow' bleef steken op een sneu half miljoen, maar 'Cry Like A Baby' (1968) was opnieuw een kaskraker, en ook 'Soul Deep' (1969) deed het niet slecht. Chilton kreeg echter weinig ruimte voor eigen creatieve inbreng. Na het stoppen van The Box Tops heette een van zijn eerste solo-opnamen dan ook veelzeggend 'Free Again'. Een eerste eigen album, met twaalf nummers die Chilton in 1969/70 opnam, bleef echter jaren op de plank liggen en verscheen als '1970' ruim een kwart eeuw later. Driekwart van de plaat schreef Alex zelf, nog zoekend naar een eigen geluid. Het geheel is onevenwichtig, alleen 'Every Day As We Grow Closer' steekt er bovenuit (vind ik dan).
In 1971 sluit Alex aan bij drie mannen die tot dan samenspeelden in de band Icewater: zanger/gitarist Chris Bell, bassist Andy Hummel en drummer Jody Stephens. Big Star wordt de nieuwe naam. Aanvankelijk is het vooral de groep van Chris, maar al snel werken hij en Alex samen aan liedjes. 'Feel' en 'My Life is Right' worden door Chris ingebracht. Alex komt met de basis voor 'The Ballad of El Goodo' en 'Thirteen', waaraan Chris weer het nodige toevoegt. Ook 'Give Me Another Chance', 'When My Baby's Beside Me' en 'In The Street' komen uit Alex' koker. Al neemt Chris bij dat laatste nummer de leadzang voor zijn rekening, net als op zijn eigen 'Don't Lie To Me'. Samen komen ze tot elf songs, Andy schrijft nummer twaalf, "The India Song". Het eindresultaat, het verwachtingsvol getitelde debuutalbum '#1 Record', scoort echter bij lange na niet zoals gehoopt. De plaat flopt. Chris Bell raakt in een depressie en verlaat Big Star.
Voor de tweede langspeler 'Radio City' schrijft Chilton zowat alle songs, op 'Way Out West' na (Andy's bijdrage, wel gezongen door Alex). Anders dan bij de langdurige sessies voor het debuut, die gepaard gingen met "millions of overdubs", kiest de band ditmaal voor een basic aanpak: In mono, waarbij het streven is om elk nummer in slechts een take vast te leggen. De plaat, wederom opgenomen in de Ardent-studio in Memphis, wordt mede door een opnieuw meesterlijke mix van studiobaas John Fry minstens zo goed als de voorganger. Hoogtepunten zijn o.a. 'O My Soul', 'What's Going Ahn', 'Back of a Car' en vooral 'September Gurls', een van Alex' fraaiste nummers. Niet dat het zich uitbetaalt. Ook deze release (feb'74) vindt zijn weg naar het grote publiek niet, mede door distributiesores. Andy is dan al opgestapt, "tired of being broke".
In september 1974 beginnen de overgebleven twee leden, Alex en drummer Jody, met het opnemen van het Big Star-album '3rd', ook wel bekend als 'Sister Lovers'. Sinds begin dat jaar is Chilton hevig verliefd op Lesa Aldridge, terwijl Jody Stephens met haar zus Holliday gaat. Voor haar schrijft Jody zijn eerste eigen nummer, dat eerst 'Fireplace' heet, dan 'Sometimes' en uiteindelijk 'For You' (met strijkers gearrangeerd door Carl Marsh). Lesa inspireert Alex tot 'Blue Moon', 'Nightime' en 'Kizza Me' (terwijl een kortstondige misstap hem brengt tot 'O Dana'). Tegelijk gebruikt Chilton steeds meer drugs, wat het akelig mooie 'Holocaust' en 'Downs' oplevert. Ook prachtig: een nummer dat aanvankelijk 'Lovely Day' heet en uiteindelijk 'Stroke It Noel', vernoemd naar Noel Gilbert, violist bij de Memphis Symphony Orchestra. Hij was eerder al te horen op 'The Letter', nu dus opnieuw.
N.B.: Ook andere Memphis-studio's (Sun, Stax, Hi) huurden Gilbert in, hij speelde mee op platen van Elvis, Isaac Hayes, Al Green e.a.
Uiteindelijk komen Alex en Jody tot 19 liedjes, onder leiding van producer Jim Dickinson. Er zitten breekbare ballads bij, maar ook nummers die, anders dan de zorgvuldig gearrangeerde eerste platen, ongemakkelijk schuren of zelfs verontrustend ontsporen. Een voorbeeld hiervan is 'Kanga Roo' (oorspronkelijk 'Like St. Joan' geheten). Met slechts Chilton's zang en akoestische 12-snarige gitaar als basis gaat Dickinson aan de slag. Hij voegt elektrische gitaarfeedback toe, strijkersklanken via mellotron, speelt zelf amateuristisch de drumpartijen in (Jody is er even niet) en slaat op een koebel. Voor een extra sinister sfeertje gebruikt Alex een drumstok als strijkstok op zijn Stratocaster en er worden nog wat effecten op de vocalen losgelaten. Geen lichte kost, maar juist dit soort gekte maakt 'Sister Lovers' wel tot een tijdloos intrigerend album.
Na het opnemen dienen zich nieuwe problemen aan. Dickinson vraagt John Fry om wederom de eindmix te doen. Beiden staan Chilton niet toe daarbij aanwezig te zijn, vanwege diens excessieve drank- en drugsgebruik in die periode. "Mixing is half the record", aldus Jim later, "he would have ruined it." Voor Alex voelt het als verraad, een wond die zelfs na 25 jaar nog niet geheeld is (al werkt hij 3 jaar later reeds opnieuw met Dickinson). In 1975 raakt Alex Chilton voorts in conflict met John Fry. Die staakt vervolgens zijn pogingen om een platenmaatschappij te interesseren voor Big Star's 3e album. Sinds februari 1975 zijn er al wel een paar honderd proef-exemplaren in omloop (met 14 tracks), maar het zal helaas tot 1978 duren voor de plaat officieel wordt uitgebracht in de UK (op het Aura-label, 12 tracks) en USA (PVC, 14 tracks). In 1987 volgen nog eens heruitgaven met 17 tracks (bij Dojo en Line), voordat Rykodisc in 1992 uiteindelijk de CD 'Third/Sister Lovers' met alle 19 liedjes uitbrengt.
Zodoende zijn er van Alex Chilton in de zeven jaren na The Box Tops slechts twee albums met Big Star verschenen als begin 1977 zijn solo-debuut verschijnt, de EP 'The Singer Not The Song'. De titelsong is een Stones-cover, in totaal staan er 5 nummers op, opgenomen in oktober 1975 met o.a. op gitaar Jon Tiven en op toetsen ene Tommy Hoehn (wier namen later weer opduiken). De single verschijnt op het kleine Ork-label uit New York, de stad waar Chilton merendeels verblijft in 1977, het jaar dat de punk doorbreekt. De club CBGB's wordt zijn tweede huis (hij kan er gratis drinken), waar hij ook optreedt, net als in de Ocean Club. Een van zijn bandleden is Chris Stamey (later in The dB's); in ruil produceert Alex diens prima solo-single 'The Summer Sun'/'Where The Fun Is', die Ork juni 1977 uitbrengt.
Diezelfde maand neemt Chilton een eigen compositie op die in januari 1978 als single op het Fun-label zal verschijnen: 'Bangkok'. Een nummer met een psychobilly sound, tot stand gekomen onder invloed van een nieuwe band waaraan hij verslingerd is geraakt: The Cramps. Vervolgens biedt Alex aan The Cramps te helpen met hun eerste plaatopnamen en stelt Memphis als locatie voor. "For the Cramps, Memphis was the Holy Land. They accepted immediately." Het helpt ook dat Alex gratis studiotijd kan regelen. Bij Ardent worden eind oktober, met Chilton als producer, vijf nummers opgenomen, goed voor de eerste twee Cramps-singles ('78) en hun Gravest Hits-12". De band ontmoet in Memphis ook Jim Dickinson, die The Cramps meeneemt naar de Sam Phillips-studio op Madison Avenue, alwaar ze Jim bijstaan bij het coveren van 'Red Headed Woman', een Sun-rockabilly-klassieker van Sonny Burgess uit 1956.
'Like Flies On Shit' is de werktitel van een Chilton-solo-album, waarvoor Alex begin 1978 met Jim Dickinson de studio ingaat. De Sex Pistols hebben dan net in Memphis hun tweede USA-optreden gedaan, Jim was erbij en als een van de weinigen erdoor gegrepen. Met die punk-spirit in het hoofd en bovendien geïnspireerd door de trashy sound van The Cramps gaan Alex en Jim aan de slag. Een inderhaast opgetrommelde band werkt zich onvoorbereid door het opgedragen repertoire, dat naast nieuwe Alex-songs bestaat uit een handvol covers, variërend van obscure country tot 'Boogie Shoes' van KC & the Sunshine Band. De anarchistische aanpak levert een weirde plaat op die (ditmaal gemixt door Alex zelf!) eind 1979 verschijnt op het kleine Peabody-label van Sid Selvidge als 'Like Flies on Sherbert', met zeer wisselende kritieken.
1978 is intussen het jaar dat de allereerste Chris Bell-single uitkomt op Chris Stamey's Car-label, 'I Am The Cosmos' / 'You And Your Sister'. Beide nummers zijn reeds in 1974 opgenomen, op 'Sister' doet Alex de achtergrondzang. Het is ook in 1978 dat Big Star's '#1 Record' en 'Radio City' voor het eerst in Engeland worden uitgebracht (door EMI, als dubbel-LP), zowat tegelijk met 'Big Star: The Third Album' op Aura. Overigens zonder dat Alex weet heeft van die releases. De Britse pers is zeer lovend en speculeert over een mogelijke reünie van de originele vier Big Star-leden. Die mogelijkheid vervalt definitief als Chris Bell (dan 27 jaar) op 27 december verongelukt: zijn Triumph raakt een telefoonpaal, die op de auto valt. Hij overlijdt ter plekke. De begrafenis vindt een dag later plaats, op de 28e verjaardag van Chilton.
*ACHTERGRONDEN *
Nu had ik een deel van bovenstaande plaatinfo eerder al her en der gelezen, maar het merendeel van onderstaande achtergrondweetjes niet. Allereerst wordt in het boek eens grondig uitgespit welke muzikanten officieel The Box Tops vormden en welke ingehuurde sessiemuzikanten feitelijk op de platen te horen waren. Verder had ik er nooit bij stilgestaan dat Dan Penn pas 26 was toen hij met 'The Letter' zijn eerste producer-klus deed. Die single werd opgenomen in april '67, in september bereikte hij de #1-plek in de USA. In de zomer ertussen blijkt Chilton een zelfmoordpoging te hebben gedaan, omdat alles even tegenzat: Zijn verkering ging uit en tegelijk viel zijn band uiteen, omdat niemand iets van de single verwachtte! Eind 1968 ziet zijn wereld er heel anders uit: Op zijn 18e verjaardag (The Box Tops hebben dan al 3 LP's uit) trouwt hij met Suzi Greene, die 9 dagen eerder bevallen is van hun zoon Timothee (die ten tijde van het overlijden van Alex in 2010 in de bak zit voor poging tot moord).
Verbijsterend zijn de verhalen uit de Big Star-tijd. Rond de release van het debuutalbum, de bandleden zijn dan 18 tot 21, zijn bezoekjes aan de psychiater niet ongewoon en ook allerlei barbituraten horen erbij. "Recepten krijgen voor valium, tranquillizers en downers was eenvoudig in een stad waar Elvis' beruchte arts Dr. Nick gedijde." Ook wordt er onderling gevochten. Vooral tussen Chris en Andy botert het steeds minder. Als Andy bij een repetitie wordt bespot door Chris slaat hij hem een bloedneus. Chris slaat terug door Andy's nieuwe bas aan gort te slaan, waarop Andy met een schroevendraaier gaten prikt in Chris zijn akoestische gitaar. Andy later: "We were a very emotional band". Eind 1972, als duidelijk is dat de plaat flopt, flipt Chris opnieuw. Hij probeert zelfs de albumtapes te wissen en belandt op een psychiatrische afdeling.
Dat drugsgebruik behoeft enige relativering. Aldus Alex tenminste, terugkijkend op de periode rond het derde album: "..for people in the '70s, it was sort of unpatriotic if you didn't take a lot of drugs and expand your mind that way. (..) I was as patriotic as the next person-and even more sometimes". Een goede vaderlander, dat was-ie! Toch stopt Alex naar eigen zeggen in 1974 met acid en in 1976 met alle overige drugs (blowen niet meegerekend). Dit overigens pas nadat hij zomer 1976, in diepe wanhoop omdat hij zich mislukt voelde in liefde en muziek, beneveld door drank en pillen opnieuw een zelfmoordpoging had gedaan, waarna hij noodgedwongen ontnuchterde in hetzelfde ziekenhuis waar vier jaar eerder een doorgedraaide Chris Bell werd opgenomen. Met drank stopt Alex resoluut jarenlang vanaf 1982.
Een andere rode draad in het boek zijn de vrouwen. Grappig is het verhaal hoe hij in 1964 voor zijn eerste liefje Louise Leffler een gesigneerde foto regelde met de tekst "Love and Kisses to Louise from Stevie Wonder". Reden om aan de echtheid te twijfelen: Little Stevie was ook toen al blind. Daarna volgen vele meisjes en vrouwen, zoals Kokie, die zomer 1967 zijn hart breekt. Het huwelijk met Suzi houdt niet lang stand. 'September Gurls' (1973) gaat wel deels over haar, maar ook over zijn relaties erna, Vera en Diane; alledrie zijn ze in september geboren. N.B.: Alex is sinds 1970 geïnteresseerd in astrologie; hij neemt in 1977 Chris Stamey als bassist aan na slechts zijn geboortedatum gevraagd te hebben (6 december 1954, Boogschutter!) en hij covert in 1995 het nummer 'What's Your Sign, Girl?', origineel uit 1978 van Danny Pearson.
In 1974 begint de heftige relatie met Lesa (zie bij 'Sister Lovers'), geboren op 28 mei 1955. Een Tweeling en Geit, weet Alex uit de Chinese astrologie. Hijzelf is Steenbok en Tijger. Naar verluidt een slechte combinatie. Het levert niettemin mooie liedjes op (zie boven), maar ook letterlijk een vechtrelatie. Als Jon Tiven in september 1975 aankomt op het vliegveld van Memphis, voor de sessies die de Ork-EP opleveren, wachten Alex en Lesa hem op. Alex legt uit waarom zijn arm in een mitella zit: "Well, Lesa and I had a fight last night, and I went to hit her in the head and I hit the wall." Vandaar dat Alex op die Ork-EP alleen zingt en geen gitaar speelt! (Eind 1981 zien Alex en Lesa elkaar voor het laatst, waarna ze in 1983 trouwt met Tommy Hoehn, met wie ze drie kinderen krijgt voordat ze scheiden.)
Wegens tijd- en ruimtegebrek vat ik het vervolg van het boek maar iets beknopter samen. Chilton's betrokkenheid bij Tav Falco's Panther Burns komt aan bod, Lesa's bandje The Klitz, het opnemen van het debuutalbum van The Cramps en de release van zijn platen 'Bach's Bottom' (de titel is een variant op Box Tops) en 'Live In London'.
Na 1981 toert Alex 3 jaar lang niet. Om aan geld te komen wordt hij eerst taxichauffeur in Memphis en verhuist in 1982 naar New Orleans, waar hij borden wast en bomen snoeit. Eind 1984 vindt hij nieuwe begeleiders in bassist Rene Coman en drummer Doug Garrison. Het jaar erop kan hij met financiële hulp van het Franse label New Rose zijn eerste solo-plaat in zes jaar opnemen, het mini-album 'Feudalist Tarts', waarna het trio in oktober naar Europa vliegt voor een zesstedentour.
* LIVE *
Het was in 1985 dat ik Alex Chilton voor het eerst live-on-stage zag. De plaats: Rotterdam, waar hij geboekt stond op de derde en laatste editie van Pandora's Music Box, een tweedaags festival in De Doelen. Ik had enkel een kaartje voor de laatste dag, zaterdag 12 oktober, niet toevallig de dag dat legende Chilton (toen 34) zou optreden. Op vrijdag was ik echter al in Rotterdam en liep 's avonds op goed geluk door de stad, zonder de weg te weten. Op de Nieuwe Binnenweg kwam ik langs een zaaltje, het moet de Arena geweest zijn, voorloper van Nighttown. Er hing een affiche: 11 oktober, Alex Chilton. Huh? Dat is vandaag! Hoe laat? NU! Toen ik de zaal binnenliep was Chilton net begonnen aan zijn optreden. Wat een mazzel! Alex was goedgehumeurd en communiceerde ontspannen met het publiek (was het een Pandora try-out?). Later hoorde ik dat Radio Rijnmond indertijd een Chilton-concert heeft uitgezonden, maar mogelijk was dat het zaterdagoptreden dat tegenwoordig zowaar op YouTube staat. Mocht iemand die dit leest in het bezit zijn van geluidsopnamen van de vrijdag dan zou ik daar vanzelfsprekend maar wat graag van horen.
Na die twee dagen in Rotterdam zag ik Chilton de jaren erna vaker optreden, oa in Nijmegen. Omstreeks 1987 stond hij in O42 (een affiche delend met The BoDeans) en in november 1993 in Doornroosje (support: Julia P. Hersheimer). De laatste avond stelde Alex me erg teleur, met als dieptepunt een cover van 'Volare', een nummer dat hij in die jaren overigens vaker speelde. Een schril contrast met zijn optreden een paar maanden eerder op de eerste editie van het Lowlands-festival, waar hij het repertoire van zijn 70's-band Big Star nieuw leven inblies, met behulp van de oorspronkelijke drummer Jody Stephens en The Posies-voormannen Jon Auer en Ken Stringfellow.
* 1985-2010 *
Nu heeft Chilton's werk vanaf 1985 me op zijn best plezier gedaan, maar nooit enorm geraakt. Singles als 'No Sex' (1986, over AIDS; "You know baby it's the 1980s, Baby Doc sent it up from Haiti") en 'Dalai Lama' (1987, van het album 'High Priest'; "Up in Tibet, high in the Himalayas, there lives a cat called the Dalai Lama"), erg diep ging het niet. Al kwam de laatste dan weer wel met een beklemmende B-kant, de Porter Wagoner-cover 'Rubber Room'. Voor Chilton scheen echter inmiddels de zon, en dat kon je hem moeilijk misgunnen: na jaren sappelen kreeg hij vanaf 1986 eindelijk fatsoenlijk betaald voor optredens. Tevens stroomden flinke bedragen binnen ($48.000 in 1987, 36.000 het volgende jaar) omdat The Bangles een platina-album haalden met daarop een cover van Big Star's 'September Gurls'.
Na opnieuw een mini-album, 'Blacklist' (1989), duurt het zes jaar voor Chilton met nieuw eigen werk komt. Wel produceert hij in 1990 het tweede album van The Gories (en gaat samenwonen met hun drumster Peggy O'Neill). Er ontstaat hernieuwde belangstelling voor zijn oude werk dankzij het Rhino-retrospectief '19 Years' (1991) en de Rykodisc-reissue 'Third/Sister Lovers' (1992). Ryko brengt tegelijk 'Big Star Live' uit (Chilton/Stephens in 1974) en voor het eerst een Chris Bell-album, 'I Am The Cosmos'. Alledrie de Ryko-CD's krijgen de maximale 5 sterren in het blad Rolling Stone. Steeds meer bands noemen inmiddels Chilton en Big Star als invloed, met Teenage Fanclub en The Posies voorop. De laatsten staan Alex en Jody bij tijdens Big Star-reünie-optredens, zoals te horen is op de CD 'Big Star - live at Missouri University 4/25/93'. De laatste Chilton-solorelease met composities van zijn hand is 'A Man Called Destruction' (1995).
In 2000 maakt Chilton een album met uitsluitend covers, in de USA 'Set' geheten en in de rest van de wereld 'Loose Shoes and Tight Pussy'. Ik hoop maar dat die malle titel niet ontleend is aan een beruchte quote uit 1976: "I'll tell you what the coloreds want. It's three things: first, a tight pussy; second, loose shoes; and third, a warm place to shit." (Het kostte Earl Butz, belast met landbouw onder President Gerald Ford, zijn plaats in het kabinet.)
Tot het eind toe blijft Chilton doen wat hij eigenlijk al sinds 1985 doet: Zingen en gitaarspelen zonder al te veel pretenties of ambitie. Hij put daarbij uit een rijk arsenaal van vaak obscure liedjes, afkomstig uit tal van genres, van country en blues tot jazz en pop. Zijn laatste opnamen maakt hij 2009 in Londen met Ray Davies, die gitaar speelt terwijl Alex twee Kinks-covers zingt: 'Till the End Of The Day' en 'Set Me Free'. Kort daarna, in augustus, trouwt Chilton met een nieuwe liefde, Laura Kersting. In november doet hij nog reünie- optredens met zowel Big Star als The Box Tops. Vier maanden later krijgt hij plots last van kortademigheid en rillingen. Even onverwacht overlijdt hij op 17 maart 2010, 59 jaar oud.