donderdag 30 oktober 2014

* Is That All There Is? *


                                                 Peggy Lee-Is That All There Is? (1969)

‘Is That All There Is’, zo beweert Wikipedia, “was inspired by the 1896 story Disillusionment (Enttäuschung) by Thomas Mann”. Nooit geweten, terwijl de No Wave/Disco-cover die zangeres Cristina Monet Palaci (kortweg Cristina) in 1980 uitbracht bij het New Yorkse ZE-label hier al decennia in de kast staat. Songschrijvers Jerry Leiber & Mike Stoller (Elvis, Coasters e.v.a.) waren overigens ‘not amused’, en de Cristina-versie moest uit de handel. Ook wel weer begrijpelijk als je de teksten naast elkaar legt. Zo hadden L&S het oorspronkelijk bedacht:

Peggy Lee-versie: “Then I fell in love with the most wonderful boy in the world. We would take long walks by the river or just sit for hours gazing into each other’s eyes. We were so very much in love”
Cristina: “And then I met the most wonderful boy in Manhattan. We used to walk by the river, and he beat me black and blue and I loved it. I could kill for that guy”

Of de openings-scene bij Peggy Lee: 
"I remember when I was a little girl, our house caught on fire.
I'll never forget the look on my father's face as he gathered me up in his arms
and raced through the burning building out to the pavement.
I stood there shivering in my pyjamas and watched the whole world go up in flames.
And when it was all over I said to myself,
'Is that all there is to a fire?'"

Cristina: “I remember when I was a little girl, my mother set the house on fire, she was like that. I’ll never forget the look on my father’s face as he dragged me out of the building..” 

                                              Cristina-Is That All There Is? (1980)

dinsdag 28 oktober 2014

* Milan, The Leather Boy *


                                                            Ready? Get set: Go! 
“My baby’s got a one track mind, she’ll never stop until she finds L-O-V-E, looooove, oh yeah!”

                                            The World of Milan-One Track Mind (1966)

Hij maakte eerst vier singles en een LP als Milan (1962-64), toen drie singles als The World of Milan (1965-66) en toen nog vier als The Leather Boy (1967). Maar wie was hij? Milan Radenkovich of Rick Rodell? Geboren in Belgrado of toch in New York City? Overleed hij nou in 1971 aan een hersentumor of door een verkeersongeluk? Onze enige redelijk betrouwbare bron voor info is een artikel van Martin Winfree in het Amerikaanse blad Ugly Things (#34) uit 2012.

Volgens hem kwam The Leather Boy op 15 december 1941 ter wereld in Belgrado als Milan Radenković. Met zijn familie verhuisde hij in zijn jeugd naar Florida en ging zich daar als tiener Richard/Rick Rodell noemen, in het spoor van zijn vader Radaslav, een folkzanger/gitarist die optrad als Rasha Rodell. Het eerste Milan-plaatje haakte in op de twist-rage, ‘Santa’s Doin’ the Twist’. De jaren erna bleef de tijdgeest zich weerspiegelen in zijn muziek. Maar welke poptrend hij ook meepikte, er zat altijd wel een raar of wild Milan-randje aan zijn plaatjes, of het nou psychedelische pop was (‘Shadows’) of garagerock (‘On The Go’).

                                                The Leather Boy-Shadows (1967)


Op het uit Frankrijk afkomstige album Hell Bent for Leather (2009), alleen op vinyl verschenen, staat op de ene kant zijn voornaamste eigen werk, met op de andere kant negen nummers van anderen waaraan Milan als songschrijver en producer meewerkte, van Lou Christie (’63) tot The Head Shop (’69). Deze semi-legale LP met beperkte oplage is o.a. nog te koop via Discogs en af en toe via eBay. Alternatief: een nog werkende download-link voor liefst 27 songs hier:
http://expo67-cavestones.blogspot.nl/2013_01_01_archive.html (kijk op 13-1-2013). 

Voor alle uitleg over de herkomst van de liedjes, zie het Martin Winfree-artikel: http://issuu.com/mmgould001/docs/milanrickrodellakatheleatherboy
Hij noemt bovendien nog meer beschikbare YouTube-clips. Wie die bekijkt zal daar regelmatig reacties vinden van zwager Rick Gould, getrouwd met Milan’s zus Darinka (alias Dara Rodell), en hun zoon Merrick, die onvermoeibaar geurvlaggen plaatsen (“wij zijn familie!”), opdat wij Milan niet vergeten. Hij overleed op 1 maart 1971 aan een hersenaandoening, vermoedelijk het gevolg van een eerder verkeersongeluk (al zegt Rick soms weer iets anders).

The Leather Boy-On The Go (1967)


‘On The Go’ was overduidelijk de basis voor het volgende nummer van The Oblivians, waarvan een studio-versie staat op hun Estrus-EP Blow Their Cool. Het Secret Museum prefereert toch de live-versie van hun VPRO-sessie uit 1995, te vinden op een buiten de band om uitgebrachte bootleg-LP met de ietwat puberale titel '17 Cum Shots' (in dito hoes). Verhelderende aankondiging na de break op 1.47: “I think in some languages they call it a solo!” (Dit Oblivians -nummer werd in 2008 weer gecoverd door de band Lost Sounds, met Jay Reatard als zanger.)

The Oblivians-Motorcycle Leather Boy (1995)


secret bonus: Terwijl Milan met de rest van het gezin naar de USA verkaste, bleef zijn zeven jaar oudere broer Petar ‘Radi’ Radenković met zijn grootouders in Europa, voor een glanzende voetbalcarriere als keeper van het Joegoslavisch elftal (zilver op de Olympische Spelen van 1956) en in de jaren zestig in de Bundesliga bij 1860 München. In die Duitse jaren nam ook hij plaatjes op, zoals onderstaande schlager waar naar verluidt 400.000 stuks van verkocht werden. Een aantal waar de beduidend muzikalere Milan helaas alleen van heeft kunnen dromen.


                                                        Petar ‘Radi’ Radenković-Bin i Radi, Bin i König (1965)


zondag 26 oktober 2014

* Gil Bernal *

Sirene, machinegeweren: verbluffend intro, zeker als je bedenkt dat het nummer 60 jaar terug uitkwam: de ‘Riot’-single van The Robins, de zanggroep die weldra The Coasters ging heten. Als SMoRaS-bezoekers platen uit 1954 (of eerder) kennen met geluidseffecten die zich hiermee kunnen meten, kom maar op! Na die geluidseffecten, verzorgd door producers Jerry Leiber & Mike Stoller, die het nummer ook schreven en uitbrachten op hun eigen Spark-label, hoor je de diepe stem van Richard “Louie Louie” Berry. Let echter vooral even op de tenor-saxofonist, Gil Bernal, die ook op latere Coasters-hits zijn stempel zou drukken.

                                                The Robins-Riot in Cell Block #9 (1954)

Gil Bernal begon in de jazz, speelde o.a. bij Lionel Hampton’s orkest en kwam via de fifties-R&B (als sessiemuzikant en met een paar eigen instrumentals) en Duane Eddy (‘Rebel Rouser’) bij bandleider Spike Jones. Eind jaren zestig was hij te horen op de soundtracks In Cold Blood en In The Heat Of The Night (beide van Quincy Jones, een ex-collega uit het Hampton-orkest), waarbij Gil Bernal zich opeens ontpopte als zanger a la Tom Jones. In diezelfde rol droeg hij een nummer bij aan de cult-horrorfilm Blood Of Dracula’s Castle, waarvan zowaar een trailer op internet staat (met op 4.32 de credits voor de zanger):


                                                   Gil Bernal-The Next Train Out (1969)

Gil Bernal, geboren in 1931 in het Watts-deel van L.A. als zoon van een Mexicaanse moeder en Siciliaanse vader, bleef tot op hoge leeftijd sax spelen, zoals te horen op Chávez Ravine (2005), het Ry Cooder-project over de Mexicaanse gemeenschap in Los Angeles. Het jaar na zijn dood in 2011 bracht Jukebox Jam met permissie van de nabestaanden de onweerstaanbare Bernal-single ‘The Dogs’ opnieuw uit op vinyl. Voor originele exemplaren van dit nummer, gemaakt met producer Bumps Blackwell’s orkest en uitgebracht op diens Bump’s-label, werd toen door verzamelaars tot 2000 dollar betaald.




                                                                Gil Bernal-The Dogs

‘The Dogs’ is wellicht niet zo luchtig als het nummer op het eerste gehoor doet vermoeden. Mogelijk gaat het over de inzet van honden tegen demonstranten. Op de keerzijde zingt Gil Bernal namelijk over James Meredith, in 1962 de eerste Afro-Amerikaanse student op de tot dan geheel blanke Universiteit van Oxford, Mississippi. Zijn toelating leidde tot rellen en militair ingrijpen: 

http://en.wikipedia.org/wiki/James_Meredith 
Het jaartal van de Bumps-single is vooralsnog onbekend. Rond 1970, de tijd van plaatjes met maatschappelijk bewustzijn? Of was Gil Bernal hier zijn tijd vooruit?

                                                                  Gil Bernal-James


vrijdag 24 oktober 2014

* Ivy Green *


“Creeping where no life is seen, a rare old plant is the Ivy green” dichtte Charles Dickens in zijn eerste roman The Pickwick Papers (1836). Zo bekeken is het niet verwonderlijk dat Neerlands finest punkband haar wortels had in een ‘Stupid Village’ in de driehoek Alphen a/d Rijn-Leiden-Zoetermeer. Hazerswoude-Dorp dus, niet te verwarren met Hazerswoude-Rijndijk (Bettine Vriesekoop!). Onder aanvoering van zanger-gitarist Tim Mullens nam de groep vijf albums op: Ivy Green (1978), The Quest (1984), All On The Beat (1985), Moon Raised (1987) en Real Slow Burn (1990). De eerste vier zijn in 2011 kortstondig heruitgebracht door het Japanse (!) label 1977 Records, dat ook NL-punk-singles van The Helmettes (‘Half Twee’) en The Tits (‘We’re so glad Elvis is dead’) een tweede leven schonk. Op YouTube is het Ivy Green-aanbod helaas beperkt, maar om een idee te geven:


Ivy Green-Wap Shoo Wap (1e single, 1978),
later herdoopt tot I’m Sure We’re Gonna Make It

Ivy Green-Another sub-culture going bad (1978)




Ivy Green-The Garageland E.P. (1984)
Hamburger Heaven/Distress/I’m Wild/Strangelove

Ivy Green-Please, Please, Please (1985)

donderdag 23 oktober 2014

* Lee Hazlewood *


Zomaar wat redenen waarom Lee Hazlewood bij uw Secret Museum een speciaal plekje heeft.

1. Voor de soundtrack van de film 'Why Must I Die' nam Lee Hazlewood in 1960 samen met Duane Eddy het nummer ‘The Girl On Death Row’ op. Vanaf 1958 hadden de twee al flink wat instrumentale hits gescoord met de “twangy” gitaar van Duane Eddy in de hoofdrol en Lee als producer. Ditmaal was er de stem van Lee (die het nummer ook schreef), begeleid door Duane Eddy and his Orchestra.
                                                
                                      Lee Hazlewood-The Girl On Death Row (1960)

2. Met Nancy Sinatra, dochter van Frank, maakte Lee eind jaren zestig een paar albums met duetten, waaronder onderstaande klassieker.

Nancy Sinatra & Lee Hazlewood-Some Velvet Morning (1967) video! (helaas niet lip-sync)

3. Vanaf 1963 bracht Lee Hazlewood een aantal solo-platen uit (op Mercury, Reprise, MGM en zijn eigen LHI-label) die jarenlang zeldzaam waren, tot Sonic Youth-drummer Steve Shelley een serie heruitgaven startte op zijn label Smells Like Records. Rhino verzorgde een dubbel-cd met het Reprise-werk, Ace deed hetzelfde met de MGM-opnamen. De laatste jaren beheert Light In The Attic de erfenis van Hazlewood (1929-2007), wat o.a. leidde tot de compilatie The LHI Years: Singles, Nudes & Backsides (hoes boven), waarop ook dit nummer (afkomstig van zijn 1971-album Requiem For An Almost Lady):

Lee Hazlewood-Won’t You Tell Your Dreams (1971)

Bij Light In The Attic verscheen ook een vinyl-single met een minstens zo mooie cover door Gold Leaves, het solo-project van de uit Seattle afkomstige muzikant Grant Olsen, die eerder met Sonya Westcott het duo Arthur & Yu vormde.

Gold Leaves-Won’t You Tell Your Dreams (2012)

secret bonus: Arthur & Yu-Afterglow (2007)

maandag 20 oktober 2014

* Ike Turner *


Vijfmaal Ike vandaag. Little Richard, toch zelf een van de groten van de Rock & Roll, heeft ooit laten optekenen dat er al voor Chuck Berry en hemzelf een andere wegbereider was: Ike Turner. Als muzikant (piano, gitaar), maar ook als songschrijver en producer was hij al in de vroege jaren vijftig knap druk, voor o.a. B.B. King, Howlin’ Wolf en een jonge Bobby Bland. Tegelijk was hij talentscout voor diverse labels. Bovendien was Ike (november 1931-december 2007) als tiener al bandleider van zijn eigen Kings Of Rhythm. Alleen het zingen liet hij liever aan anderen over.

Johnny O’Neal (geboren als O’Neal Johnson) was de oorspronkelijke zanger van Ike Turner’s Kings of Rhythm, maar verliet de band voor een contract met King Records en moest vervolgens lijdzaam toezien hoe zijn oude band, met saxofonist Jackie Brenston als zanger, Rock & Roll-geschiedenis schreef met het nummer ‘Rocket 88’ (1951). Deze O’Neal (niet te verwarren met de gelijknamige jazz-pianist, geboren in 1956), nam in 1953 alsnog een paar nummers op met Ike Turner in de Sun Studio in Memphis, waaronder deze variant op de ‘Rocket 88’-deun: 


Johnny O’Neal-Ugly Woman (1953)

Helaas voor Johnny werden zijn Sun-opnamen pas jaren later voor het eerst uitgebracht. Intussen had Ike Turner (gitarist op bovenstaand nummer) een andere track van deze sessie, ‘Johnny’s Dream’ (niet op YouTube), opnieuw opgenomen met Eugene Fox als ‘Sinner’s Dream’. Fox verzorgt alle mannenstemmen in de boze droom: van zondaar Eugene wiens tijd gekomen is, van Mr. Death die hem komt halen (“You have nothing to fear”) en vervolgens de duivel (“You served me well boy”). Ondanks een smeekbede om vergiffenis aan zijn vrouw, vertolkt door Annie Mae Wilson (een van Ike’s vrouwen voor Tina) eindigt Eugene in de hel. Ike is wederom op gitaar te horen op dit plaatje, uitgebracht bij Checker.


Eugene Fox-Sinner’s Dream (1954)

Onder 
eigen naam maakte Ike Turner in 1957 een net iets gezelliger spooky plaatje, ditmaal uitgebracht bij Federal, met opnieuw een andere zanger: Clayton Love. Het nummer is net als ‘Sinner’s Dream’ te vinden op de niet al te dure (E20,- max!) 4cd-set Ike Turner-That Kat Sure Could Play, in 2010 verschenen bij Secret Records (nee, SMoRaS heeft geen aandelen). Een uitputtende verzameling met werk uit de periode 1951-1957 dat Ike onder eigen naam of in dienst van talloze anderen maakte, 118 tracks totaal, met goede info wie wat wanneer speelde.

Ike Turner-She Made My Blood Run Cold (1957)

Tot slot een van de vroegste opnames waarop Ike met Anna Mae Bullock te horen is, hier nog Little Ann geheten maar weldra bekend als Tina Turner. Zij doet de backing vocals, samen met ene Carlson Oliver. De rest van het verhaal is al vaak genoeg elders verteld, toch?

Ike Turner-Boxtop (1958)

zondag 19 oktober 2014

* MannGold de Cobre *

Het debuut-album is nu een half jaar uit, is dat oud genoeg voor een plekje in dit museum? SMoRaS wil er niet op wachten of deze plaat de tand des tijds zal doorstaan (vast wel), maar het is sowieso erg van nu, iets wat u moet horen en zien. Liefst live, of eerst hier. MannGold de Cobre, een instrumentale rockband uit het Belgische Gent die, uitgebreid met acht blazers, de luisteraars overrompelt met een ongehoorde mix van filmmuziek, krautrock, jazz, stoner-grooves en nog veel meer. Hier een korte promo (van 1.02) voor een eerste indruk:

MannGold de Cobre - album promo (2014)

Wat vooraf ging: Eerst was er Manngold, een kwintet onder aanvoering van de Gentse Chileen Rodrigo Fuentealba (gitaar) en tegenwoordig verder bestaand uit Philipp Weies (gitaar), Maarten Standaert (bas), Matthias Standaert (drums) en Karel de Backer (drums). In 2011 was er een eerste video bij de muziek van de band, hieronder te zien. Een intrigerend filmpje, waarin Fuentealba bij zijn huis een onverwachte gast (Dirk Hendrikx) ontwaart. Meer willen we niet verklappen.

Manngold - first official video (2011)

Met acht blazers erbij (tenor- en baritonsax, trompet en trombone, elk 2x, geleid door Peter Vermeersch) werd maart 2012 een eerste try-out gespeeld als MannGold de Cobre (Spaans voor koper). Blijkbaar beviel dat, want meer optredens volgden, o.a. als na-programma van Marc Ribot’s Vooruit-optreden (zie SMoRaS-post 4 september j.l.), waar de groep veel indruk maakte. Onderstaand live-beelden van die avond. Op het grote doek intussen ‘huisvriend’ Dirk.

MannGold de Cobre - live (Vooruit 13-10-2012)

Sinds april 2014 is er dan het (titelloze) album, op CD uitgebracht door El Negocito Records en op LP door de Gentse platenzaak Vynilla. De live-dynamiek op plaat vangen was bijkans onmogelijk, maar dit debuut is niettemin goed voor een verpletterende eerste indruk.

Songtitels: 'Wahnsinn'/'Fuzzhound'/'A Fistful of Sauerkraut'/'Sonic'/'Stereo'/'IND'. (+CD: 'Pin9')
Wie de LP koopt krijgt de CD er gratis bij (zolang de voorraad strekt). Play LOUD!

albumtrack: MannGold de Cobre - 'IND' (clip!)

* Roosbeef (& Daniel Johnston) *



“Bent u een honden- of een kattenmens”, kent u die uitdrukking? SMoRaS moest er de afgelopen week opeens weer aan denken, zoals eigenlijk steeds als de debuut-cd van Roosbeef, de groep rondom Roos Rebergen, weer eens uit de kast komt: ‘Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten’. De titel zegt het al: Roos kiest niet voor de poes. Helaas wat ons betreft. Desondanks is het werk van Roosbeef ons dierbaar. Meestgedraaid van dit album: ‘Alleen’, ‘Te Heet Gewassen’ en vooral ‘Volle Magen’.

Al een paar jaar eerder (2006) verscheen van Roosbeef ‘Bouwvakkers’ op single. Bij de (soms ontroerende) optredens steevast goed voor een lach.


Een andere favoriet bij Roosbeef-concerten, een liedje dat de groep lange tijd enkel live speelde en dat pas in 2012 verkrijgbaar werd via het zes nummers tellende mini-album Warüm: ‘Leven van een Kunstenaar’, de Roosbeef-bewerking van “Story of an Artist’ van Daniel Johnston, in een vertaling van Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet. Jammer genoeg legt die 2012-studio-opname het af tegen eerdere live-versies. Bekijk hier de prachtige uitvoering in Utrecht, 2009.

dinsdag 14 oktober 2014

* Daniel Johnston – originals *


Een van de mooiste muziek-docu’s ooit is ‘The Devil and Daniel Johnston’, een film van Jeff Feuerzeig uit 2005. Allereerst is de docu natuurlijk The 'Story Of An Artist'. 
Maar de ondertitel had kunnen luiden Geschiedenis Van Een Ziekte. Daniel Johnston heeft jarenlang zijn leven zelf vastgelegd, niet alleen met geluidsopnames maar ook op video. Aan de hand van authentieke beelden zijn we zodoende getuige van de ontwikkeling van zijn schizofrenie en manische depressiviteit. In al die ellende is het echt de muziek die hem redt. Je moet er niet aan denken wat er anders van hem geworden was.


    Daniel Johnston heeft, ook na zijn vermeende dood in 2004 (zie de andere SMoRaS-post van vandaag), meermalen in Nederland opgetreden. Voorjaar 2007 in 013 Tilburg, begeleid door Smutfish, een Haagse country-noir band rond Melle de Boer, en najaar 2008 o.a. in de Effenaar Eindhoven opnieuw met Melle c.s., toen tijdelijk omgedoopt tot John Dear Mowing Club. Met wisselend resultaat overigens. In Tilburg was de begeleiding beduidend beter, met ook nog een fijn rammel-orgeltje bespeeld door ex-Kift-lid Frank van den Bos. Een van de hoogtepunten toen: 'Speeding Motocycle', in eerste versie (1983) te vinden op het album Yip! Jump Music. Hier hoor je -leve YouTube!- de 1990-take met Yo La Tengo, uitgebracht als 7” op het Singles Only-label van Bob Mould (yep, die van Hüsker Dü en Sugar).


Tot slot het origineel van 'Don’t Let The Sun Go Down On Your Grievience', eveneens afkomstig van het album Yip! Jump Music, maar net als Story of an Artist ook te vinden op de 2CD The Late Great Daniel Johnston – Discovered Covered. Overigens, Daniel Johnston leeft nog steeds.

* Daniel Johnston - covered *

Volkskrant-recensent MP ging zelf een beetje dood toen hij werd aangesproken op de blunder in zijn recensie van 14-10-2004. Hoezo DOOD? 

‘The Late Great Daniel Johnston – Discovered Covered’ heette het album. Op de hoes een grafsteen met het opschrift “Daniel Dale Johnston 1961-2004”. De naam klopte helemaal, het geboortejaar ook. Maar wanneer was Daniel overleden en hoe? Ai, vergeten te checken!

Bleek de zanger nog gewoon in leven. En de krant was al gedrukt en verspreid...


Discovered Covered is dus geen postuum album. Maar wat dan wel? Een dubbel-CD die de ideale introductie is tot het werk van Daniel Johnston. Met op CD1 achttien covers van zijn nummers door anderen en op CD2 de originelen van de man zelf. De oorspronkelijke uitvoeringen, zeker de oudere opnamen, zijn af en toe wrakkig. Want Daniel maakte vanaf 1980 eerst jarenlang lo-fi hometapes, cassettes vol met solo-huisvlijt. Rudimentaire liedjes opgenomen met speelgoed-keyboards en –gitaren, die uiteindelijk door het Homestead-label in die oer-versies op CD verder verspreid werden. Maar in al hun eenvoud zijn het goede liedjes, merk je op de covers-CD. Het zijn niet de minsten die zich over zijn werk ontfermen: Tom Waits, Mercury Rev, Eels, de grote Beck. Maar ook minder bekende bands als Clem Snide en Guster blijken goud in handen te hebben:

Clem Snide-Don’t Let The Sun Go Down On Your Grievience

Beck-True Love Will Find You In The End

zondag 12 oktober 2014

* FRANCO (Congo/Zaïre) - door Ben Joosten *

Lego Blockhead: De afgelopen week zag ik op Facebook hoe wereldmuziekkenner Ben Joosten een monument opbouwde voor Franco (ivm diens 25e sterfdag op 12 oktober) aan de hand van een aantal liedjes die hij van tekst en uitleg voorzag. Het eerbetoon, dat ik met veel plezier en bewondering las, was leerzaam en het bewaren waard. Maar Facebook is een vluchtig medium. Vandaar dat uw Secret Museum vandaag graag plaats maakt voor Franco, met permissie vooraf van Ben. 
Onderstaande tekst is een bundeling van acht stukken (voor elk liedje een) van zijn hand, waarvoor dank!


Zondag 12 oktober 2014 is het 25 jaar geleden dat Franco overleed. En dan heb ik het dus niet over de Spaanse dictator, maar over de man die Le sorcier de la guitare werd genoemd, Franco de mi amor, Le Grand Maitre Franco Luambo Makiadi, de onbetwist grootste muzikant die Afrika ooit heeft gekend. 

Hiermee begon het. Op 6 juni 1956 debuteerde een nieuw dansorkest in Leopoldville, de hoofdstad van toenmalig Belgisch Congo. Sponsor was de OK Bar, van eigenaar Oscar Kashama, en dat verklaart meteen de naam van de band. Franco was net een maand van zijn achttiende verjaardag verwijderd. Een van de eerste platen geeft in de titel al meteen een briljante woordspeling op de bandnaam. Knock Out in de eerste ronde. 

Franco & OK Jazz - On entre OK, on sort KO (rec. 1956)

We vervolgen met een nummer uit de vroege jaren 60. Een van de zeldzame Franco composities waarin een vrouwenstem te horen is. De zangeres is waarschijnlijk Henriette Bora Uzima, een dame die in 1963 vier maanden lang deel uit maakte van OK Jazz alvorens ze door Tabu Ley Rochereau werd ontdekt en onder de naam Miss Bora werd toegevoegd aan de line up van African Fiesta.
Wie de zangeres ook is, het lied is prachtig. Een melancholieke, langzame rumba in een stijl die wel iets weg heeft van de Kaapverdiaanse morna, met dat onbestemde verlangen dat de Duitsers "Fernweh" noemen. Franco doet zijn tovertruc op de gitaar, ditmaal met veel echo en tremolo, er is een smachtende saxofoonsolo van (waarschijnlijk) Isaac Musekiwa, maar bovenal is er dat juweel van een stem. 

Franco & L' O.K. Jazz-Mosika Okeyi Zonga Noki (waarschijnlijk 1963, of anders evt. 1966)

Een minder bekend werkje van Franco uit de tijd dat de OK Jazz nog niet Tout Puissant was, maar wel op weg het te worden. Franco's gitaarstijl is lekker expressief en ook het arrangement laat veel ruimte voor traditionele muzikale invloeden, vooral in het ritmische vocale intermezzo. Terugkerende grap: het is koud, laten we de boel maar eens flink opstoken!
Franco & L' O.K. Jazz-Georgette (1971)
Franco had een ingewikkelde relatie met het regime van Zaïre - soms stelde hij zijn band beschikbaar voor propaganda doeleinden, bv in het beruchte verkiezingslied uit 1984 "Candidat na biso Mobutu", waarin de luisteraar twee plaatkanten lang wordt getracteerd op een lofzang op Onze Kandidaat. Maar op een ander moment verdween hij dan weer vanwege een of ander vaag vergrijp achter de tralies. Er was nogal wat stuurmanskunst nodig om als artiest en zakenman overeind te blijven in het Zaïre van maarschalk Mobutu, maar Franco leerde die kunst tot in de finesses beheersen.
Het was niet verstandig om je pijlen te richten op de grote leider zelf, maar de lakeien en de hielenlikkers waren een geliefd doelwit voor kritiek. Zoals in dit lied, Toyeba Yo (We kennen je), over verklikkers en informanten. "Ze vragen je hoe ik mijn geld verdien. In wat voor auto ik rij. Welke kleren ik draag. En jij brieft het allemaal over - voor geld. We kennen je wel. Je vrienden misbruiken, andermans leven kapotmaken, dat is alles wat jullie kunnen. We kennen je wel."
De besnorde zanger uiterst rechts in het rijtje is Sam Mangwana, die ik dit lied een paar jaar geleden nog zag zingen in Dizzy Mandjeku's Odemba OK All Stars, een band vol oudgedienden van de grote meester. Maar mooier dan in deze opname uit 1975 werd het niet. Excuses voor het beroerde geluid.

Franco TPOK Jazz-Toyeba Yo (1975)

Van sommige nummers hoef je de tekst niet te verstaan om de impact ervan te voelen. Franco's Kimpa Kisangameni is er zo een. Er zit een haast tastbare spanning in, met zijn dwingende ritme (waarin vooral de basgitaar van Decca Mpudi een prominente rol speelt) en spaarzame orkestratie, en dan is er tot tweemaal toe die vreemde onderbreking - tegen wie of wat is Franco daar zo woedend aan het ageren?
Kimpa Kisangameni wordt doorgaans vertaald met "gathering of witches". Een betere vertaling zou zijn: "er hangt kwaad in de lucht". Kikongo, de taal waarin gezongen wordt, is de taal van Franco's moeder, Mbonga Makiesse, en aan het slot van de video is een stukje interview te horen met Ntesa Dalienst, de in 1996 overleden zanger van OK Jazz (die in dit nummer overigens niet meedoet), waarin deze vertelt dat dit lied inderdaad tot Franco's moeder is gericht.
"Kijk uit, moeder! Boze krachten hebben zich in onze familie gedrongen en zijn erop uit om al je kinderen te doden. Mijn broer is al dood, en straks blijf jij helemaal alleen achter, zonder een zoon om je te begraven. Kijk uit, moeder!"
Die dode broer is een verwijzing naar Bavon Marie-Marie, Franco's jongere broer die in 1970 stierf na een auto-ongeluk. Zoals zoveel dingen in Afrika die mis gaan werd ook dit ongeluk aan hekserij toegeschreven. En soms werd er dan zelfs, achter zijn rug, met een vinger naar Franco zelf gewezen. Was die wel helemaal zuiver op de graat, met al dat geld en al dat succes - dat moest toch ergens vandaan komen? Nou dan!
Franco heeft zich vaker uitgesproken over magie en hekserij, maar zelden zo ondubbelzinnig als in dit nummer. Nu worden ook die woedende tirades duidelijk. Zoals in een van de commentaren onder de video staat: "Bungusa kwela tu kwela........ whoever franco was cursing never lived to see another day."
En achteraf... tja, achteraf wordt dan gezegd dat Franco in dit nummer zijn eigen dood, zes jaar later, voorspelde. Want inderdaad overleefde zijn moeder haar zoons en moest zij hem begraven, in plaats van andersom

Franco & le T.P.O.K. Jazz-Kimpa Kisangameni (1983)

In een ziekenhuisbed in Namen, België, in de nacht van 11 op 12 oktober 1989, omringd door familie en in gezelschap van bandlid en beste vriend Rondot Kasongo wa Kasongo, overleed Franco. Het was het trieste einde van een man die, met alleen zijn stem, zijn pen en zijn gitaar als wapen, het had weten te schoppen tot de ongekroonde koning van de Afrikaanse popmuziek en meer dan dat, want muziek is in Afrika nu eenmaal altijd meer dan zomaar iets.
Zes en een half jaar eerder, 
op 11 februari 1983, was in Parijs Joseph Kabasele overleden. Kabasele, alias le Grand Kallé, was de man met wie het allemaal begonnen was, de oprichter van de band African Jazz, de man die als eerste de Congolese rumba op de kaart had gezet. Het was Kallé's hete adem die Franco in zijn nek had voelen blazen toen hij zelf zijn eerste muzikale stappen zette. "Kallé", schreef hij naar aanleiding van diens overlijden, "is in het pantheon van de onsterfelijken getreden. Ik geef er de voorkeur aan de verleden tijd te vervangen door de tegenwoordige tijd: Kallé is en blijft waarachtig een steunpilaar van onze muziek."
Woorden van deze strekking zingt hij ook in het lied dat hij samen met zijn grootste concurrent (en voormalig African Jazz zanger) Tabu Ley Rochereau opnam, niet lang na de begrafenis van Grand Kallé. Kabasele in Memoriam is een ingetogen nummer. Het is een compositie van Tabu Ley en wordt ook door diens band uitgevoerd, Afrisa International. En met alle respect voor Rochereau, het was beter geweest als Franco de eindredactie van het nummer op zich had genomen. Hoe mooi en stijlvol het nu ook voortkabbelt, het mist iets; het heeft te weinig bite. Misschien is het dat wat de echte muzikale reuzen van de rest onderscheidt. 

Tabu Ley Rocherau & Franco - Kabasele In Memoriam (1983)

Als afsluiting van mijn eerbetoon aan Franco een nummer uit de late jaren 70. Het verscheen op een plaat die de eerste grote Europese tournee van de band moest memoreren en is zogenaamd live opgenomen; maar al het applaus dat op strategische momenten wordt ingemixt komt uit het geluidsarchief. 
Oh! Miguel is een van de meer ambitieuze Franco composities. Eigenlijk is het een soort suite, beginnend als een mooie, langzame rumba en na een aantal tempowisselingen eindigend op een traditioneel ritme, met karakteristiek Afrikaans vraag- en antwoordzang. Het thema van het lied schijnt de discutabele Europese invloed op de Afrikaanse geschiedenis te zijn; en misschien is dan de Miguel die wordt bezongen de beroemde Don Miguel de Castro, een van de gezanten die in het begin van de 17e eeuw door de Bakongo koningin Nzinga Mbandi naar Brazilië werd uitgezonden om te onderhandelen met het Hollandse bewind. Don Miguel is beroemd geworden omdat zijn portret, geschilderd door Albert Eckhout, bewaard is gebleven (het is te vinden via google). Het toont een Afrikaanse edelman met breedgerande hoed en kanten kraag. Hoe de onderhandelingen zijn verlopen is niet bekend; maar het is wel een feit dat in diezelfde tijd de Nederlandse bemoeienis met de slavenhandel begon, en dat de eerste slaven Congolezen waren die werden verscheept naar Brazilië.
Als dat allemaal zo is dan krijgt dit nummer nog een extra lading. Maar ook wanneer het toch anders blijkt te liggen blijft Oh! Miguel een compositorisch hoogstandje en een fraai voorbeeld van wat de TPOK Jazz in zijn topjaren als orkest in zijn mars had. 

Franco & le T.P.O.K. Jazz-Oh! Miguel (1978)


-----------------------------------
Ben's bonus:
Een van mijn favoriete OK Jazz nummers is niet geschreven door Franco, maar door de man die jarenlang zijn rechterhand was, gitarist en chef d'orchestre Simaro Massiya Lutumba, bijgenaamd le poète. Simaro schreef tientallen composities voor de band, met lange, vaak filosofisch getinte teksten. Radio Trottoir, uit 1975, is een van de hoogtepunten uit zijn oeuvre. Inhoudelijk is het een ondubbelzinnige waarschuwing tegen de gevaren van roddel en achterklap - Radio Trottoir in de straattaal van franstalig Afrika - maar wat het nummer briljant maakt is de manier waarop het wordt uitgevoerd. Hoe bijvoorbeeld zangers Youlou Mabiala en Ntesa Dalienst tegen elkaar opbieden wie het mooiste kan zingen. En dan dat arrangement! Zelden werd een lied opwindender georkestreerd: felle gitaarpartijen, opzwepende drumbreaks, en vooral dat telkens weer terugkerende vraag- en antwoordspel tussen de kopersectie en de saxofoons. Dit is de OK Jazz op zijn allerbest. Wie bij dit alles stil kan blijven zitten heeft iets niet helemaal goed begrepen

Simaro Massiya Lutumba-Radio Trottoir (1975)

zaterdag 11 oktober 2014

* The Books *


3.130.000.000 zoekresultaten via Google! The Books natuurlijk, wie kent ze niet? Oftewel Nick Zammuto en Paul de Jong, die vanaf wisselende locaties aan de Amerikaanse oostkust samen vier albums maakten: Thought for Food (2002), The Lemon Of Pink (2003), Lost And Safe (2005) en No Way Out (2010). Met muziek die de Jong zelf omschreef als “new folk music”. Zamutto daarentegen sprak liever van collage-muziek. Voor beide valt wat te zeggen. De basis is ouderwets ambachtelijk: Zamutto speelt gitaar, de Jong cello. Maar de laatste beheert daarnaast een giga-geluiden-bieb, vol stemmen en effecten waarmee de nummers verder worden ingekleurd. Echt beroemd of rijk zijn ze er niet mee geworden, ondanks de vele Google- en YouTube-hits. Vandaar dat de mannen ooit op hun site een oproep deden of al die mensen die hun muziek blijkbaar kenden misschien zo vriendelijk zouden willen zijn om niet enkel gratis te downloaden, maar hun werk online of in de winkel te kopen, zodat The Books hun gezinnen konden onderhouden. Ai! Dus, als het onderstaande bevalt: www.thebooksmusic.com (scheelt wat zoeken op Google.)

Enjoy your worries, you may never have them again (2002)

An Owl With Knees (2005)

Vogt Dig For Kloppervok (2005)

The Animated Description of Mr. Maps (2005)

donderdag 9 oktober 2014

* Soul & Rock: ED COBB *

Het eerste nummer vandaag is te danken aan The Detroit Cobras (zie SMoRaS 10+11/9). Zij namen tweemaal een nummer op dat ‘Heartbeat’ heet. Het ene geleend van Buddy Holly (“Heartbeat, why do you miss..”), het andere oorspronkelijk opgenomen door Gloria Jones, tevens bekend van het origineel van de Soft Cell-hit ‘Tainted Love’ (en als Mrs. Marc Bolan). Schrijver van deze ‘Heartbeat’ en van ‘Tainted Love’ is Ed Cobb, waarover hieronder meer. De Cobras-cover staat op hun Baby-CD (enkel de 20-track-editie!). De geweldige Gloria Jones-versie hebben we gek genoeg pas eenmaal op CD gespot (een Rhino-soulcompilatie uit 1988), dus zijn we extra zuinig op onze vinyl-single.

Gloria Jones-Heartbeat (1965)

Nog onbekender: 
Barbara Wilson. Van het Ed Cobb-nummer ‘Every Little Bit Hurts’, in 1964 een USA-hit voor Brenda Holloway op het Motown-sublabel Tamla, bestaat een demo uit 1962/63 op Del-Fi die aan Brenda wordt toegeschreven. Vrijwel zeker was Barbara Wilson hier de zangeres, maar helaas lang zonder credits. Haar man had evenmin geluk: Frank Wilson schreef en zong in 1965 ‘Do I Love You (Indeed I Do)’, uitgebracht op de Soul-tak van Motown. Kansloos als hit, alle exemplaren werden vernietigd, op twee of drie na. Sindsdien een van de meest gezochte singles ter wereld. Toch sneu.

Barbara Wilson (NIET Brenda H.)-Every Little Bit Hurts (1962/63)

De Del-Fi-demo verscheen voor het eerst in 1999 op de CD 'Gee Baby Gee: Del-Fi Girl Groups'. Toen wist men nog niet beter dan dat het een Brenda-demo was. Ook op de 4cd-box 'One Kiss Can Lead To Another - Girl Group Sounds lost and found' (2005 Rhino) wordt die vroegste versie nog aan een piepjonge Holloway toegeschreven. Pas bij de CD 'Brenda Holloway-Early Years 1962-1963' (2009 Ace) is te lezen dat op deze demo vermoedelijk een andere zangeres te horen is, Barbara Wilson dus.

Citaat Ace-site:
http://acerecords.co.uk/the-early-years-rare-recordings-1962-1963

"The CD closes with the demo of 'Every Little Bit Hurts', presumably sung by Barbara Wilson to the same backing track as the eventual hit."


Dezelfde opvatting wordt gedeeld door Arnold Rypens,
opper-speurneus van de site Originals.be



Niets ten nadele overigens van Brenda Holloway. Op YouTube staat dit tv-optreden uit 1964 bij American Bandstand, met interview vanaf 3.21 en introductie door Dick Clark. Brenda blijkt pas 17. Desondanks een zeer doorleefde vertolking van 'Every Little Bit Hurts'.

Verrassend genoeg komen we de naam van Ed Cobb ook tegen als songschrijver voor een paar van de bekendere sixties-garagepunk-bandjes: Zoals The Standells: voor deze band uit L.A. schreef en produceerde hij hun enige hit ‘Dirty Water’ en leverde daarnaast nog een handvol nummers, waaronder ‘Sometimes Good Guys Don’t Wear White’ en Secret Museum-favoriet ‘Barracuda’ (ook gecoverd door Jeff Connolly met zijn pre-Lyres-band DMZ). 
                                                        The Standells-Barracuda (1966)

Meer Ed Cobb in de garage bij The Chocolate Watch Band, waarvan het oeuvre gebundeld is op de Ace/Big Beat-2CD 'Melts In Your Brain, Not On Your Wrist!' Daarop vijf Cobb-songs, waarbij ook ‘Sweet Young Thing’ en “She Weaves A Tender Trap’ YouTube-aanraders zijn. Uw Secret Museum kiest ‘No Way Out’. Let op de achterwaarts gespeelde tapes voor extra geestverruimend effect.

                                             The Chocolate Watch Band-No Way Out (1967)