zaterdag 27 september 2014

* TELEPHONE *

L-R:  Jack Lee,      Paul Collins,       Peter Case
                                                                           
'Hanging on the Telephone', bekend van Blondie, werd het eerst uitgevoerd door The Nerves, een powerpoptrio uit. L.A.; Gitarist Jack Lee schreef het nummer. Blondie nam ook nog een ander nummer van zijn hand op, 'Will Anything Happen?'De groep The Nerves bestond verder uit bassist Peter Case (later in The Plimsouls, daarna solo) en drummer Paul Collins (verder in de band Paul Collins' Beat).     

The Nerves-Hanging on the Telephone (1976)


                                                                                      
Wazmo Nariz, de man met twee stropdassen, is de nerveuze zanger van 'Tele-tele-telephone'. Op single uitgebracht door Stiff Records, zonder dat iemand van het label hem had ontmoet.

Wazmo Nariz-Tele-tele-telephone (1978)


                                       
Een soort tegenganger van A Boy Named Sue is de vrouw met de naam Kevin Blechdom. Eigenlijk heet zij Kristin Grace Erickson. Tien jaar terug als voorprogramma gezien bij Jamie Lidell in Doornroosje Nijmegen. Helemaal in haar uppie, druk in de weer met electronica, afgewisseld met ukelele en 'gezegend' met een opmerkelijk stemgeluid speelde ze ook dit, van haar album Bitches without Britches:

Kevin Blechdom-Use Your Heart as a Telephone (2003)

vrijdag 26 september 2014

* Arling & Cameron - Music For Imaginary Films *


“Arling & Cameron is een Nederlandse band die (voornamelijk Engelstalige) kitscherige synthesizerpop maakt. Ook maakte de band een album met filmmuziek voor niet-bestaande B-films.” Dat vindt SMoRaS wel errug kort door de bocht, maar voornoemde prive-mening staat zowaar als feit op nl.wikipedia. De Secret Museum-staff breekt bij deze graag een lans voor Music For Imaginary Films, het album dat Gerry Arling en Richard Cameron in 2000 uitbrachten. Een vermetel (zoniet krankzinnig ambitieus) plan was het, om de geschiedenis van een halve eeuw filmmuziek te vangen in veertien songs. Eigen composities als eerbetoon aan beroemde filmmuziek, in zeer uiteenlopende varianten.

De suspense van Bernard Hermann (o.a. van de Hitchcock-films) wordt geeerd in ‘Herrmann’, de Bollywood-sound in ‘Shiva’s Daughters’, er wordt verwezen naar films van Kubrick tot Tarantino en er is muziek uit een fictieve politie-detective, maar ook disco en Braziliaanse samba. Dit is de kitsch-synth-pop ver voorbij. De mannen zijn overduidelijk filmmuziekfans, die van elk genre een knappe en liefdevolle pastiche maakten. Daarbij kregen ze de hulp van vele gastmuzikanten. Daarnaast maakten bevriende ontwerpers voor het CD-boekje bij elk nummer een pracht-affiche voor de denkbeeldige films en tv-series. Zoveel liefde-werk, dat stemt een mens toch vrolijk? En anders wel de grapjes her en der: “Hashi, the Drug Sniffing Canine (1975) – Lassie meets Kojak - produced by Dogma films”.

Het nummer 'WEEKEND' hoort zogenaamd bij een tv-serie over de wilde weekend-belevenissen van een stel studenten in het San Francisco van 1973. Voor de video-clip werd dat wat begrotelijk, maar A&C losten dat lowbudget op…



* Milkman of Human Kindness *


If you're sleeping, i will wait
If your bed is wet, i will dry your tears

I love you
I am the milkman of human kindness
I will leave an extra pint

Billy Bragg (1983)
----------------------------------

The milk of human kindness

Lady Macbeth:
Glamis thou art, and Cawdor, and shalt be
What thou art promis'd. Yet do I fear thy nature,
It is too full o' th' milk of human kindness
To catch the nearest way.


William Shakespeare (1606)

donderdag 25 september 2014

* Elizabeth Cotten (en Brenda) *


SMoRaS-post #50 (& track 150, om en nabij). Mooi moment om aandacht te vragen voor een lied dat bij eerste beluistering direct het hart van onze Museum-staff gestolen heeft. ‘Shake Sugaree’ van Elizabeth ‘Libba’ Cotten (gitaar) met haar achterkleindochter Brenda Evans (zang). Een bijzonder nummer met een bijzonder verhaal. 

Libba, volgens de meeste bronnen geboren in 1895, maakte pas in 1957 haar eerste plaatopnames, maar zonder een wonderlijke speling van het lot was het er vermoedelijk nooit van gekomen. Jaren eerder bracht ze als winkelbediende een verdwaald meisje terug naar haar moeder. Het leverde haar een dienstbetrekking op bij dat gezin, de familie Seeger, waar muziek een grote rol speelde. De betreffende dochter, Peggy, en haar broers Mike en Pete zouden later elk hun sporen verdienen in de folkwereld. Cotten speelde zelf gitaar en banjo en leerde een eigen compositie aan Peggy, het nummer ‘Freight Train’, dat vervolgens ook door anderen werd opgepikt. Uiteindelijk nam Cotten het zelf op, met Mike als producer, voor haar eerste plaat. In 1965 verscheen haar tweede album, Shake Sugaree, waarvan de titelsong gezongen werd door Brenda, toen naar het schijnt pas twaalf (!) jaar oud.

woensdag 24 september 2014

dinsdag 23 september 2014

* Eddie Bo *



Was het leven eerlijk geweest, dan stond Eddie Bo (1930-2009) met minstens tien plaatjes in de Zwarte Lijst en kende iedereen hem van de Arbeidsvitaminen en Top2000. Niet dus. Ook thuis in de USA haalde hij slechts eenmaal de nationale R&B-charts, in 1969 met ‘Hook and Sling part 1’.
Toen had de als Edwin Bocage geboren zanger/pianist vanaf 1955 al tientallen singles gemaakt voor een lange rij platenlabels in zijn eigen New Orleans. Daarnaast was hij als songschrijver, arrangeur en producer ook nog eens betrokken bij evenzovele platen van andere lokale artiesten.
Een definitief overzicht van 's mans werk is tot op heden niet verschenen. Het Spaanse label Vampi Soul deed in 2008 de meest geslaagde poging tot een oeuvre-overzicht met In The Pocket with Eddie Bo. De CD-versie telt 28 tracks (de 2LP-uitvoering 4 meer), gelijkelijk verdeeld over Eddie als uitvoerende en als man-achter-de-schermen. Helaas ontbreekt zijn grootste hit, en ook het geweldige ‘Pass The Hatchet’ van Roger & The Gypsies (een eenmalig project waarbij Eddie Bo de stem en de producer was). Gek genoeg is wel 'We Like Mambo' meegenomen, een opname van Huey 'Piano' Smith die abusievelijk aan Eddie Bo is toegeschreven.

Hoe dan ook, je hoort hoe zijn carriere loopt van Rock & Roll (‘Baby’ uit 1955, nog als Little Bo), via R&B en soul naar funk, waarbij de nadruk ligt op de periode ’66-70. Daarnaast prachtwerk onder zijn leiding, zoals Chuck Carbo’s ‘Can I Be Your Main Squeeze’ en het sterk verwante ‘I’m A Carpenter’ van David Robinson (beide 1969) keurig achtereen.
Maar goed, het is slechts een topje van de ijsberg, daarom hier alvast een leidraad om verder zoeken te vergemakkelijken, plus een beknopte discografie.


1. Little Bo - Baby (1955 Ace)

2. Eddie Bo – Hey Bo (1956 Apollo)

3. Oh-Oh (1957 Chess)


4. Every Dog Got His Day (1960 Ric)
5. Just Like A Monkey (1963 Cinderella)


7. Eddie Bo & Inez Cheatham-Lover And A Friend (1967 Seven B/1968 Capitol)


8. Hook and Sling, Pt.1 + 2 (1969 Scram)
++ 
A. Roger & The Gypsies-Pass The Hatchet Pt.1 (1966 Seven B)
B. Mary Jane Hooper-I’ve Got Reasons (1969 Power-Pac)
C. David Robinson-I’m a Carpenter (1969)

Zoeken op LP of CD:
1/2/3/7 EddieBo-CD          I Love to Rock'n'Roll ('55-63 +68/1994 Famous Groove)
4                        -CD/LP    Check Mr.Popeye ('59-62/1988 Rounder)
6+7                    -LP          Vippin' & Voppin' ('62+ '65-68/1988 Charly)
8+9                    -CD         The Best Of Eddie Bo ('69-71/1997 Hubbub)
1+7+C               -CD/2LP In The pocket with Eddie Bo ('55-07/2008 Vampi Soul)

maandag 22 september 2014

* more Blockheads ! *

                                                                      Damned-New Rose

Misschien hadden we het kunnen of moeten weten, toen we onze Museum-manager inhuurden. Lego Blockhead, nomen est omen. Vlak daarna kwam de Michel Gondry-clip van ‘Fell in Love with a Girl’ op ons pad (z. SMoRaS-post 20/9: White Stripes / Michel Gondry). En nu bracht de research voor ons Stiff-item (21/9) ons bij een paar geweldige lego-werkjes, waarvan de Museum-staff het bestaan werkelijk niet kende. Don Lego, voorwaar geen lachebek, werd er ongekend vrolijk van. Dus we gokken dat ook SMoRaS-bezoekers er plezier aan gaan beleven.

                                                      Sex Pistols-God Save The Queen

Motörhead-Ace Of Spades (live!)
secret bonus: AC/DC-Thunderstruck

zondag 21 september 2014

* Stiff Records *


Stiff Records, "the world’s most flexible record label”. Opgericht in juli 1976 door Dave Robinson en Andrew Jakeman, met 400 Britse ponden geleend door Lee Brilleaux van Dr.Feelgood. Eind 1980 was de jaaromzet al 3,5 miljoen Pond. De eerste single was van Nick Lowe (‘So It Goes’), de eerste hit van Elvis Costello (‘Watching The Detectives’), daarna volgden oa Ian Dury en Lene Lovich. Maar veel van de beste Stiff-singles bereikten nooit de Britse charts. Zoals de debuut-plaatjes van punkbands als The Damned (‘New Rose’, waarover spoedig meer in SMoRaS) en The Adverts (‘One Chord Wonders’) of de hilarische punk-parodie van Alberto Y Los Trios Paranoias. Komen we op terug, vandaag drie andere Stiff-singles die thuis in de UK geen hit werden.

Eric Goulden alias Wreckless Eric, 
een gesjeesde kunstacademiestudent die overdag in een limonadefabriek werkte en ‘s avonds muziek maakte, stuurde een demo naar Stiff en verhuisde direct erna zonder een nieuw adres door te geven. Het kostte Stiff twee weken om hem op te sporen en een contract aan te bieden. Het eerste resultaat was de klassieker ‘Whole Wide World’ (1977), die opent met ”When I was a young boy, my mama said to me, there’s only one girl in the world for you, and she probably lives in Tahiti...” Producer Nick Lowe speelt bas en gitaar op de single.


In 1977 maakte ene David Bowie het album Low (nee, niet voor Stiff). Nick Lowe antwoordde hetzelfde jaar met Bowi (wel op Stiff), een EP met vier nummers, waaronder het zelfgeschreven ‘Endless Sleep’ (niet te verwarren met het Jody Reynolds-nummer). Drummer is Steve Goulding van The Rumour, de rest doet Nick Lowe zelf.


De Stiff-song die iedereen kent, ‘Sex & Drugs & Rock & Roll’, de eerste single van Ian Dury & the Blockheads, werd in ons land wel een hit, maar in de UK werd het nummer in de ban gedaan door de BBC en alras uit de handel genomen. Zijn tweede NL-hit ‘Wake Up’ werd in Engeland vermoedelijk ook niet geschikt bevonden voor de radio, maar hier luistert men niet zo nauw. Daarom nog even een citaatje voor de onoplettende luisteraar: “I come awake, with a gift for womankind. You’re still asleep, but the gift don’t seem to mind.” (zie verder t-shirt pictured above).

'Wake Up (and make love with me)' hier door Ian Dury live op Pinkpop ‘81, met The Blockheads in topvorm: Charley Charles (drums), Norman Watt-Roy (bas), Davey Payne (sax) en Wilko Johnson op gitaar (Ben!) als vervanger van Chaz Jankel. En zien we daar Don Cherry op trompet?


zaterdag 20 september 2014

* White Stripes / Michel Gondry *


Nog steeds zeer het lezen en bekijken waard: DEZE blog-post van DJ St. Paul, 17/2 dit jaar. Hij presenteerde 10 voorbeelden van het werk van film- en muziekvideo-regisseur Michel Gondry. 

Gondry tekende ook voor enkele White Stripes-clips. 'Dead Leaves and the Dirty Ground' (van hun derde album White Blood Cells, 2001) en 'The Denial Twist' (van hun vijfde, Get Behind Me Satan, 2005), onder andere. Kijk voor deze en andere Stripes-videos HIER.

Teveel ineens? Dan zou de Secret Museum-staff kiezen voor 'My Doorbell' (regie door The Malloys) en twee Gondry-clips: 'The Hardest Button To Button' (van Elephant, 2003) en de video die The White Stripes wereldwijd extra bekendheid bezorgde: 'Fell in Love with a Girl' (2001). Een persoonlijke favoriet van onze manager Lego Blockhead. U begrijpt wel waarom.

vrijdag 19 september 2014

* Highlighters / Rhythm Machine


1. The Highlighters - ‘Poppin’ Popcorn’ (1968)

2. The Highlighters Band - ‘The Funky 16 Corners’ (1969)

3. The Rhythm Machine – ‘Kick’ (1970)

more info: http://www.allmusic.com/artist/highlighters-mn0001891941

CD: 1. va- Peanut Butter Wolf’s Jukebox 45s (2002 Stones Throw)
2. + 3. va- The Funky 16 Corners (2001 Stones Throw 2038)

donderdag 18 september 2014

* Psapp *


Psapp (spreek uit: Sap) is een Britse band bestaande uit Carim Clasmann (gitaar) en Galia Durant (zang, keyboard, viool). Hun muziek kan je plaatsen onder ‘folktronica’, de noemer waar ook bands als Tunng, The Books en Four Tet onder geschaard worden. Ook wel laptop-folk of knisper-electronica, waar het melodietje belangrijker is dan het beatje. Daarbij maakt Psapp voor hun indiepop graag gebruik van speelgoedinstrumenten en andere rare geluidjes. Zoek de badeend in het volgende nummer, van hun eerste plaat Tiger My Friend.

Psapp-Rear Moth (2004)

Twee jaar later verscheen het tweede album The Only Thing I Ever Wanted, waarvan opener ‘Hi’ ook op single verscheen, aangevuld met nog een viertal tracks. Een daarvan was ‘Side Dish’, dat een YouTuber inspireerde tot dit clip-werkstukje:

Psapp-Side Dish (2006)

Na een derde album in 2008 (The Camel’s Back) duurde het tot eind vorig jaar voor Psapp met een opvolger kwam, What Makes Us Glow. Van die plaat komt het volgende nummer, maar dan in een live-sessie, waardoor eindelijk iets meer te zien is van band (met vrienden) en werkwijze.

Psapp-Seven (2013)


woensdag 17 september 2014

* NIETS dan CHOCO-Mèh-L *


“Und wie steht es mit das Nichts?
Was können wir sagen von das Nichts?
Ist das Nichts gar ganz nichts?
oder gibt es auch noch eine nichtende Nichtigkeit?

Belangwekkende vragen, die je niet verwacht in het gesproken intro bij een Nederlandse punkband. Panic flikte het, in een nummer over de Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976). Met het hilarische meebrul-refrein “Heidegger Hi”, wat al snel verbasterd werd tot Hai-Dikke-Haai. In de YouTube-comments smeekt iemand die de Nederlandse taal niet machtig is om een vertaling. “Hello fat shark” is het snedige antwoord. Waarvoor dank. Fijne video ook, wat SMoRaS betreft.

Panic-Requiem for Martin Heidegger (1978)


Een ander diep nummer dat enige analyse behoeft, vandaar dat uw Museum de tekst compleet aanbiedt, is deze Outlawz-klassieker. Afkomstig van de Nederpunk-verzamel-LP Als Je Haar Maar Goed Zit (op Vögelspin Records).

ik wil chocomel als ik zit,
ik wil chocomel als ik sta,
ik wil chocomel door de shit en
ik wil chocomel door de sla

chocomel, chocomel, willen we allemaal,
chocomel, chocomel, is het helemaal


geef me gauw wat chocomel, voor ik sterf, voor ik ga,
geef me gauw wat chocomel, voor ik dood ben en verga

Outlawz-Chocomel (1982)


Nu we toch bezig zijn met de betere Nederpunk-teksten: Nummer drie bij VPRO's song van het jaar 1986, De Boegies (uit Groningen) met Mèh, volgens Kees van Kooten een hoogtepunt in de geschiedenis van de anarcho-poëzie. Veel kernachtiger wordt het nie.

dinsdag 16 september 2014

* Temptations & Jamaica *


SMoRaS sloot gisteren af met ‘Don’t Look Back’ (van The Temptations) en “wordt vervolgd”. Gaat dat samen? Jawel: we vervolgen met hetzelfde nummer in een reggae-uitvoering. Niet van Jagger & Tosh, maar de tien jaar vroegere versie van Keith Rowe & Texas Dixon, beter bekend als Keith & Tex.

Keith & Tex – Don’t Look Back (1968)

Een jaar eerder hadden Keith & Tex onder leiding van producer Derrick Harriott een rocksteady-versie opgenomen van een ska-nummer van The Spanishtonians, ‘Stop That Train’. Die K&T-cover werd weer de basis van andere songs, o.a. ‘Draw Your Brakes’ van Scotty.

Keith & Tex – Stop That Train (1967)

Producer Derrick Harriott was een druk baasje. Hij runde een platenzaak, Derrick’s One Stop, en een eigen label, Move & Groove records. Daarnaast maakte hij zelf prachtige plaatjes, waaronder deze cover van de op Jamaica zeer populaire Temptations.

Derrick Harriott-Message from a Black Man (1970)


Een van de bekendste Motown-songschrijfteams, Norman Whitfield & Barrett Strong, was verantwoordelijk voor ‘Message from a Black Man’. Het nummer werd door veel artiesten opgepikt. Niet enkel op Jamaica (Heptones, Byron Lee & the Dragonaires), maar ook in de USA. The Whatnauts scoorden er als enige een hit mee, maar de eerste versie was een Temptations-albumtrack. Oorspronkelijk te vinden op een LP getiteld Puzzle People; nu ook op Psychedelic Soul, een overzichts-CD van de Temptations-tijd met Norman Whitfield als producer (1968-1973).

The Temptations-Message from a Black Man (1969)

maandag 15 september 2014

* Motown-tips voor Mart *


Enkele jaren terug verklaarde Mart Smeets, gewichtig als altijd, bij De Wereld Draait Door dat het beste Motown-nummer ooit gemaakt (typische Matthijs-vraag) toch wel van The Contours was: ‘Do You Love Me’. Misschien heeft Mart er mooie herinneringen aan, van die scheve schaats met Ria Visser ofzo, maar het beste nummer? Dan is Henk Lubberding de beste wielrenner die Nederland ooit voortbracht. ‘Do You Love Me’ is een alleraardigst niemendalletje, niks meer, een voetnoot in de historie van Motown, de Detroitse hitfabriek die in de jaren zestig aan de lopende band beter werk afleverde: Smokey Robinson’s Miracles, Marvelettes, Marvin Gaye, Stevie Wonder, Martha Reeves & the Vandellas, Mary Wells, Diana Ross & the Supremes, Four Tops, Temptations, Junior Walker. Ook The Contours maakten wel iets beters, wat SMoRaS betreft:

The Contours-First I Look At The Purse (1965)

Tijd en ruimte ontbreken om hier Motown compleet door te nemen, maar we kunnen vooraan de rij beginnen met William “Smokey” Robinson. Leadzanger van The Miracles, waarmee hij in tien jaar liefst 26 USA-top 40-hits scoorde, van ‘Shop Around’ tot ‘Tears of a Clown’. Daarnaast schrijver van songs voor tal van Motown-collega’s, zoals ‘First I Look..’ hierboven. Niet alleen ritmisch een stuk interessanter dan ‘Do You Love Me’, maar ook met een tekstuele twist: Na de vraag gesteld door mede-songschrijver Bobby Rogers “Waar kijkt elke man het eerst naar?” komt de groep met allerlei opties: Ogen? Kleren? Haar figuur? Waarna Contours-leadzanger Billy Gordon schaamteloos openhartig wordt: “I don't care if they wobble like a duck/ or talk with a lisp/ I still think I'm a good lover/ if the dollar bills are crisp.”




Smokey Robinson & The Miracles-Everybody's Gotta Pay Some Dues (1961)

Smokey Robinson & the Miracles-Going to a Go-Go (1965)

‘Going to a Go-Go’ werd in 1982 opnieuw een hit in de cover-versie van de Rolling Stones. Mick Jagger en Peter Tosh scoorden vier jaar daarvoor al met ‘Don’t Look Back’, eveneens een Smokey-song, voor het eerst opgenomen door The Temptations (wordt vervolgd).

The Temptations-Don’t Look Back (1965)

zondag 14 september 2014

* John Cooper Clarke * (the day my pad went mad)


“If you’re still doing what you did ten years ago, don’t make a career out of it” zei Fall-zanger Mark E. Smith ooit, om vervolgens zelf geen spat te veranderen. En gelukkig maar. Hetzelfde geldt voor zijn Manchester-stadgenoot John Cooper Clarke, punkdichter sinds eind jaren zeventig en nog steeds (zie foto, tour 2013) te zien als toen, uitgedost als Bob Dylan circa 1965. Hier vier fragmenten uit zijn vroege jaren, te beginnen met een live-opname die staat op een 10”-plaatje uit 1978, Short Circuit – Live at the Electric Circus. (complete tekst onder het YouTube-beeld):

John Cooper Clarke-I Married a Monster from Outer Space (1978)

Uit dezelfde tijd stamt ‘You Never See A Nipple In The Daily Express’, verwijzend naar het Britse fenomeen van de Page 3-Girl. Schandaalkrant The Sun begon er in 1970 mee, andere tabloids volgden, elke dag een topless-model op bladzij 3. Geheel volgens de filosofie die striptekenaar Hein de Kort ooit zo treffend verwoordde in zijn blad Pardon Lul: “Ons bloot is bijzonder functioneel want het bevordert de verkoop.” De rechts-populistische Daily Express deed er niet aan mee, maar volgens JCC (hier live te zien) was de krant ook zonder dat al vunzig genoeg:
“This paper's boring mindless mean
Full of pornography the kind that's clean”

John Cooper Clarke-Daily Express

Begeleid
 door de band The Invisible Girls maakte JCC in 1980 het album Snap, Crackle & Bop. Een van de hoogtepunten is het bijtende ‘Evidently Chickentown’. Tekst van de “bloody” (80x!!)-versie (niet te verwarren met de fucking-versie, die bestaat ook, no kidding) hier: http://www.stlyrics.com/lyrics/control/evidentlychickentown.htm

John Cooper Clarke-Evidently Chickentown (1980)

En nog een vrolijke afsluiter: 
The kitchen has been ransacked/
Ski trails in the hall
A chicken has been dhansaked
And thrown against the wall
In walks this dumb waiter
With a fountain pen and pad
Saying how do you want this alligator
The day my pad went mad

John Cooper Clarke-The Day My Pad Went Mad (1982)

* Gonna Murder My Baby * (the day our Pat went mad)


“If highly distorted guitar played with a ton of aggression and just barely suppressed violence is your idea of great blues, then Pat Hare's your man”, schreef ooit wijlen Cub Koda (rockjournalist en zanger/gitarist van oa the Del-Tino’s en Brownsville Station). Grote woorden voor een klein oeuvre van een sessie-gitarist die te horen is op platen van Junior Parker, Bobby Bland en Muddy Waters, maar waarvan je geen albums op eigen naam zult vinden. Wel was Auburn “Pat” Hare (1930-1980) een van de eerste gitaristen die gebruik maakte van distortion-effecten en kan men zijn agressieve stijl best betitelen als proto-metal. Twee nummers om dit te illustreren, allebei zestig jaar terug opgenomen, op 14 mei 1954 in Memphis met producer Sam Phillips in diens Sun-studio: Eerst ‘Cotton Crop Blues’, een single met zanger James Cotton, op Sun uitgebracht in juli dat jaar. Hoor Hare loos gaan vanaf 1.37!

James Cotton-Cotton Crop Blues (1954)

Bij dezelfde gelegenheid (volgens de SMoRaS-fact-checker is de Cotton-song NIET van 1 juli, zoals soms beweerd wordt) nam Pat Hare ook twee nummers op waarop hij zelf zong en gitaar speelde, ‘Bonus Pay’ en zijn versie van Doctor Clayton’s jaren-40 song ‘Cheating and Lying Blues’, omgedoopt tot ‘I’m Gonna Murder My Baby’. Alsof de duvel er mee speelde nam zijn leven later ook werkelijk die fatale wending. Begin jaren zestig schoot Pat (inmiddels om zijn drankprobleem door Muddy Waters ontslagen) zijn eigen vrouw en een politieagent dood. Zijn laatste achttien jaar sleet hij achter de tralies van de Minnesota Correctional Facility in Stillwater, als gevolg van die ene dag: the day our Pat went mad.

Pat Hare-I’m Gonna Murder My Baby (1954)

zaterdag 13 september 2014

* Tender Records: Miseries / Black Cult *



Tender Records is een Nederlands platenlabel dat tot op heden vijf vinyl-singles uitbracht, die u HIER nog steeds kan bestellen a E5,99 (+1,88 porto per 2 stuks). Bijvoorbeeld de vierde in die reeks, een EP met vier nummers van The Black Cult uit Groningen, waaronder ‘Please’.
De eerste release, uit september 2013, is voorlopig de mooiste wat SMoRaS betreft: ‘Cracking Up’ van The Miseries uit Hoorn. Puntige garagepop met een kop en een staart. Uit de startblokken met een pakkend gitaarloopje, opgejut door een stuwende ritmetandem en jengelend cra-a-a-a-ck-koortje, en dan extra aangemoedigd door de verrassende voice-over (op 1.32) naar een ijzersterke finish, in een prachtige eindtijd van 1.52 (handgeklokt). Eric Lensink op bas, Kees Schaper op drums, Melle Boersma op gitaar en ene Tim Knol als zanger/gitarist (en Tender-labelbaas).

vrijdag 12 september 2014

* Girls At Our Best *

Indie-pop uit Engeland: de debuutsingle van Girls At Our Best, een kwartet rond zangeres Judy Evans. In 1980 in eigen beheer uitgebracht en direct New Musical Express-single van de week, nog voor de band ooit had opgetreden. A-kant heet ‘Warm Girls’. Het outro, eigenlijk de laatste driekwart minuut, is ‘catchy as hell’ en smaakt naar meer. Dus ook gelijk maar de flip-side van de single ‘Getting Nowhere Fast’ (met clip!), later nog gecoverd door The Wedding Present. 


donderdag 11 september 2014

* smokin' hot Detroit Cobras-originals *


Nog effe terugkomend op de Museum-post van gisteren: The Detroit Cobras is een coverband die we vooral graag eens live zouden willen zien. Op de albums (in bijna twintig jaar slechts een handvol) staan heus genoeg puike nummers om een gave compilatie-cd mee samen te stellen. Maar nog interessanter wordt het als je alle voorbeelden op een rijtje zet. Dan kom je al gauw tot drie prima verzamelaars, waarvoor de groep met smaak uit de meest uiteenlopende genres heeft geput. Van jaren 30-blues (‘Over to my house’) tot ‘Bad Man’ van the Oblivians, bluegrass (Bill Monroe), gospel (Staple Singers), Professor Longhair, Charlie Rich, vroege Supremes en Question Mark & the Mysterians, het zijn keuzes van kenners. Juist niet de grote hits, maar de vergeten pareltjes die een nieuw publiek verdienen. Zoals deze vier:

The Nightriders-Lookin' For My Baby (Detroit Cobras-cover als 'Ya Ya Ya')


Gary “U.S.” Bonds-I Wanna Holler (But The Town’s Too Small)

Voor soul uit New Orleans, en dan vooral nummers geschreven door Naomi Neville alias Allen Toussaint, hebben de Detroit Cobras blijkbaar ook een zwak. ‘Mean Man’ (bekend van Betty Harris) en ‘It’s Raining’ en ‘Cry On’ (tweemaal Irma Thomas) staan alledrie op het repertoire.


Irma Thomas-Cry On




Detroit, de thuisstad van de Cobras, had in de jaren 60 naast het vermaarde Motown-label nog een kleiner hitfabriekje, Fortune Records. De eerste Cobras-single was een dubbel eerbetoon aan dat label. Op de ene kant stond ‘Village of Love’, oorspronkelijk door Nathaniel Mayer op Fortune uitgebracht, op de andere kant Tony Valla’s ‘Maria Christina’. Het laatste nummer is zowel op CD als vinyl knap zeldzaam, maar staat tot onze verbazing wel op YouTube.

Tony Valla & the Alamos-Maria Christina

woensdag 10 september 2014

* Detroit Cobras, Mickey Lee Lane & The Action *

Liedjes waar het hoofd vol van is... “I got a song in my mind, I've been singing it all day”. Van wie ook weer? The Detroit Cobras, onder meer. Al bijna twintig jaar actief, maar helaas nog niet live gezien door ons. Onze manager smelt meteen als Rachel Nagy begint te zingen, dus als ze ooit weer in het land zijn, laat het onverwijld weten, PLEASE! Moet een feestje zijn, kan niet missen met hun perfecte mix van rhythm & blues en garagerock. Voornamelijk covers, maar dan wel van liedjes die dringend herwaardering behoeven. Gaan we aan werken! Te beginnen met ‘Hey Sailor’, de opener van hun tweede plaat Life Love and Leaving, op het roemruchte label Sympathy For The Record Industry.

The Detroit Cobras-Hey Sailor (2001)


Volgens de hoes-info werd ‘Hey Sailor’ geschreven door Mickey Lee Lane. Een Amerikaanse songschrijver en sessiemuzikant die midden jaren zestig een paar leuke plaatjes maakte waarbij hij graag experimenteerde met effecten. Op de overzichts-cd met al zijn werk, getiteld Rockin’ On ... and Beyond, ontbreekt de titel Hey Sailor echter. De reden: het nummer is wel in de originele versie te horen, maar heet dus eigenlijk ‘Hey Sah-Lo-Ney’. Opgenomen in Lane’s tijd bij het Swan-label (1964-1967). Meer daarvan op YouTube, oa zijn enige hitje ‘Shaggy Dog’ (waarop hij alle instrumenten zelf speelde) en ‘The Zoo’.



Mickey Lee Lane- Hey Sah-Lo-Ney (1965)

In Engeland werd het Lane-nummer verrassend snel opgepikt door The Action, een door Mods en Motown beinvloed bandje (dat volgens Paul Weller kon wedijveren met The Small Faces), geproduceerd door ene George Martin en op Parlophone-single uitgebracht in februari 1966. Voor meer Action op YouTube: zoek ‘Shadows & Reflections’ en de Marvelettes-cover ‘I’ll Keep On Holding On’. Nu eerst nog eenmaal: “I got a song in my mind...”

The Action- Hey Sha-Lo-Ney (1966)

* 1958 - Acid House ?! *


Tom Dissevelt - Syncopation (1958)

Toekomstmuziek, met dank aan Philips. Tom Dissevelt en Dick Raaijmakers, een paar keurige wetenschappers in overhemd-met-stropdas. Dag in dag uit aan de slag in het Eindhovens Natuurkundig Lab (Natlab = Baltan) en dan met pioniers-electronica en knip- en plakwerk zulk grensverleggend werk maken. Raaijmakers op foto boven.

Kid Baltan (Dick Raaijmakers) - Song of the Second Moon (1957)

dinsdag 9 september 2014

* G.P. & George Jones *




Rond de tour van Daniel Romano, deze week in het land, vallen ter vergelijking regelmatig de namen van Gram Parsons en George Jones. Vandaar dat we op 9/9 graag even omkijken naar 3/3, toen uw Secret Museum getuige was van/bij een heus Geregistreerd Partnerschap. 
Dezelfde dag verscheen onderstaande tekst op Facebook, 't eerste SMoRaS-onderkomen.






Liedjes over De Liefde zijn er in alle soorten en maten. Het Huwelijk is ook vaak bezongen. Maar helaas, Geregistreerd Partnerschap komt er tot op heden bekaaid vanaf. Wat niet zo verwonderlijk is voor een betrekkelijk nieuw fenomeen. Countryrocker Gram Parsons echter kwam reeds in 1973 met zijn tweede album G.P. tot voortschrijdend inzicht. Zong hij op zijn debuutplaat Grievous Angel nog over een ‘$1000 Wedding’, nu drong hij in ‘That’s All It Took’ echt door tot de kern, zeg maar de basics-of-love:

“I guess I might as well admit,
No one can take your place,
I fell for you completely,
Sinker, line and hook.
And when today I heard them say your name,
That’s all it took.”

Acht jaar voor het duet van G.P. met Emmylou Harris was het nummer al op de plaat gezet door George Jones, samen met Gene Pitney. Zelfde tekst, maar wel door twee mannen. In de USA is men tegenwoordig nog niet overal zo ruimdenkend, laat staan een halve eeuw terug, zou je denken. Hier George & Gene.

George Jones nam in 1972 met eega Tammy Wynette ‘The Ceremony’ op. Drie jaar ervoor waren ze getrouwd, drie jaar erna zouden ze scheiden. Dat het vuur doofde wordt op YouTube fraai geillustreerd door diverse video’s van dit duet, dat soms met ijzige afstandelijkheid vertolkt werd. Maar in deze versie was het nog meer dan gezellig. Met op het eind een wel heel olijke George. Jammer van dat huwelijk. Hadden ze het maar bij een G.P. kunnen laten.